000 000 lieken Politiebond ,,St. Michaël" of van een, naar het oordeel van den Burgemeester, daarmee gelijk te stellen diploma, wordt aan de hoofdrechercheurs, rechercheurs, hoofdagenten en agenten van politie een jaarlijksche toelage van 50.toegekend. 2, Het tweede lid van artikel 15 vindt daarbij over eenkomstige toepassing. Art. 15. 1 Het juiste bedrag der bezoldiging wordt binnen de in artikel 4 gestelde grenzen door Burgemeester en Wethouders bepaald, met dien verstande, dat in den regel en in elk geval voor zoover de ijver, toewijding en geschiktheid niet te wenschen overlaten, telkens een verhooging van bezoldiging, overeenkomstig het be paalde in artikel 4, wordt toegekend totdat het maximum is bereikt. 2. De verhooging van jaarwedde gaat in met den eersten dag van de maand volgende op den volbrachten eenjarigen diensttijd, tenzij de diensttijd op den eersten dag der maand volbracht zij; in dat geval gaat zij op dien datum in. Art. 16. Dienstjaren, ook tijdelijke, elders in een, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, zelfde be trekking doorgebracht en tijdelijke dienstjaren, beide, indien zij onmiddellijk worden opgevolgd door de aan stelling, onderscheidenlijk vaste aanstelling in dezelfde betrekking, tellen bij het toekennen van periodieke ver hoogingen mede. Art. 17. 1. Bij aanstelling of bevordering in rang wordt het minimum der aan den rang verbonden bezoldiging toe gekend. In bijzondere gevallen kan daarvan worden afgeweken. 2. Bevordering tot hoogeren rang heeft steeds ver hooging van bezoldiging tengevolgeis het minimum der bezoldiging van den nieuwen rang gelijk aan of minder dan de door den bevorderde in zijn vorigen rang genoten bezoldiging, zoo wordt reeds dadelijk een perio dieke verhooging toegekend, totdat aan de bepaling, in den aanvang van dit lid gesteld, is voldaan. 3. Het bedrag der bezoldiging van tijdelijk aange steld personeel wordt bepaald door Burgemeester en Wethouders, met dien verstande, dat bij de aanstelling geen lagere bezoldiging mag worden toegekend dan het minimum van de aan den betrekkelijken rang verbonden jaarwedde. 4. Indien de tijdelijke dienst langer dan een jaar duurt of onmiddellijk wordt gevolgd door een vaste aanstelling in denzelfden rang. wordt voor de bereke ning van het aantal toe te kennen periodieke verhoo gingen de in tijdelijken dienst boven den leeftijd van 20 jaar doorgebrachte tijd in rekening gebracht. Art. 18. 1Een ambtenaar, die buiten het geval van va- cantie een ambtenaar in hoogeren rang vervangt, ontvangt daarvoor gedurende den tijd der vervanging, indien deze ten minste een maand onafgebroken heeft geduurd, een vergoeding, overeenkomende met het ver schil tusschen zijn wedde en de wedde, die hij zou ont vangen als hij overeenkomstig de bepalingen dezer verordening vast in dien hoogeren rang zou zijn aan gesteld. 2. Indien de vervanging slechts gedeeltelijk ge schiedt, wordt het bedrag der vergoeding door Burge meester en Wethouders vastgesteld. Art. 19. 1. Behoudens het hieronder in dit artikel bepaalde wordt aan de ambtenaren, met uitzondering van den hoofdinspecteur, de inspecteurs, de adjunct-inspecteurs, den hoofdrechercheur en de rechercheurs, bij wijze van tijdelijke toelage vergoeding voor overwerk gegeven. 2. Onder overwerk wordt verstaan het verrichten van arbeid op uren, vallende buiten en komende boven de uren aangegeven op de dienstroosters. 3. De in het eerste lid bedoelde vergoeding bedraagt: a. 25 voor het eerste en tweede uur en 50 voor elk volgend uur, met dien verstande, dat overwerk van een kwartier of korter niet als zoodanig wordt beloond b. voor overuren gedurende den nacht, den vrijen dag en op Zon- en feestdagen 100 Onder nacht wordt verstaan de tijd tusschen des namiddags 10 uur en des voormiddags 6 uur. 4. Overwerk wordt zooveel mogelijk vergoed door aan den ambtenaar, in den regel binnen drie weken na den dag, waarop het overwerk is verricht, een aantal zooveel mogelijk gelijkwaardige uren vrij-af te geven, gelijk aan dat gedurende welke is overgewerkt, in welk geval alleen de verhooging wordt uitbetaald. 5. Overuren worden voor administratief personeel slechts berekend, voor zoover de 48-urige werkweek is overschreden. De uurbezoldiging is gelijk aan V2ioo van de jaarbezoldiging. 6. Bij berekeningen krachtens het derde en vierde lid worden breukgedeelten van een cent beneden den halven cent verwaarloosd; de halve cent en breukge deelten van een cent daarboven worden voor een cent gerekend; gedeelten van een uur worden voor een vol uur gerekend. 7. Geen vergoeding wordt gegeven voor overwerk, verricht in de omstandigheden, vermeld in art. 217, eerste lid, der Gemeentewet, noch voor overwerk, dat noodig is in verband met fouten of verzuimen door den ambtenaar in de uitoefening van zijn functie begaan. 8. In afwijking in zooverre van het in dit artikel bepaalde ontvangen de hoofdrechercheurs en de recher cheurs boven hun bezoldiging voor overuren een vast bedrag van 90.per jaar. Art. 20. 1Over den tijd dat de ambtenaar verlof geniet behoudt hij aanspraak op zijn volle bezoldiging. 2. Indien om redenen van dienst een verleend ver lof wordt ingetrokken, heeft de ambtenaar recht op vergoeding van de geldelijke schade welke hij hierdoor lijdt. Art. 21. 1. De ambtenaar, die als militair ingevolge eene uit de wet of uit eene verbintenis voortvloeiende verplich ting in werkelijken dienst is, behoudt over den tijd van dezen dienst het genot van de aan zijn ambt verbonden bezoldiging, voor zoover hij krachtens de artikelen 22 tot en met 24 daarop aanspraak kan maken, dan wel voor zoover die werkelijke dienst wordt vervuld ge durende het aan hem verleende vacantieverlof. 2. In alle andere gevallen wordt hem de bezoldiging over den tijd van het verblijf in werkelijken dienst niet uitbetaald. Art. 22. 1. De ambtenaar, die voor herhalingsoefeningen in werkelijken dienst is, behoudt over den tijd van dezen dienst het volle genot van de aan zijn ambt verbonden bezoldiging. 2. Voor zooveel noodig bepaalt het Departement van Defensie, welke dienst als herhalingsoefening wordt beschouwd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1941 | | pagina 328