XII. 171—176. 1941. INKOMSTEN. in overleg met den Inspecteur der Directe Belastingen nader geraamd op 396.000, Ingevolge het bepaalde in de „Rekeningsvoorschriften" moet op den dienst 1940 worden verantwoord 2/3 der oorspronkelijke raming ad 394.000,is - 262.666, zoodat voor onderdeel b van bovenstaanden post resteert133.334, De opbrengst van deze opcenten voor het belastingjaar 1941/'42 wordt in overeen stemming met den Inspecteur der Directe Belastingen geraamd op 396.000,—waar van op onderdeel a 2/3 of 264.000,moet worden verantwoord. De splitsing van den post sub a en b berust op de door het Rijk gegeven uitkeerings- en verantwoordingsvoorschriften. 172 Uitkeering uit het gemeentefondsberekend per aangeslagene in de gemeentefondsbelasting-. a. betreffende het in het dienstjaar aanvangende belastingjaar49.667, b. betreffende het in het dienstjaar eindigende belastingjaar - 25.167, 74.834,— Zie omtrent de classificatie der gemeente voor de gemeentefondsbelasting bij volgno. 171. De hier geraamde uitkeering geschiedt ingevolge art. 3, sub a, der Financiëele Ver houdingswet en bedraagt ƒ1,ƒ3,of 5,per aangeslagene, al naar gelang de ge meente in de le, 2e of 3e klasse voor de gemeentefondsbelasting is gerangschikt. Deze uitkeering is in overeenstemming met den Inspecteur der Directe Belastingen voor het belastingjaar 1940 "41 nader geraamd op 74.500,— (3e klasse), waarvan op het dienst jaar 1941 wordt verantwoord (onder b) ƒ74.500,2/3 X ƒ74.000,25.167, Voor 1941 "42 wordt deze uitkeering in overeenstemming met den Inspecteur eveneens geraamd op ƒ74.500,(3e klasse), waarvan 2/3 aan het dienstjaar 1941 ten goede komt (onder a) is 49.667, 173 Uitkeering uit het Werkloosheidssubsidiefonds, berekend per aangeslagene in de gemeente fondsbelasting-. a. betreffende het in het dienstjaar aanvangende belastingjaar9.933, b. betreffende het in het dienstjaar eindigende belastingjaar - 5.033, 14.966,— De uitkeering geschiedt ingevolge art. 7, 2e lid, der Werkloosheidssubsidie-wet. Bij classificatie in de 2e klasse wordt een bedrag van 0,50 per aangeslagene uitgekeerd, in de 3e klasse 1,per aangeslagene. Deze uitkeering is in overeenstemming met den Inspecteur der Directe Belastingen voor 1940 '41 nader geraamd op 14.900,— (3e klasse), waarvan op het dienstjaar 1941 wordt verantwoord ƒ14.900,— - 2/3 X 14.800,—5.033,—; voor 1941/'42 wordt deze uitkeering in overeenstemming met den Inspecteur eveneens geraamd op 14.900, (3e klasse), waarvan 2/3 gedeelte aan het dienstjaar 1941 ten goede komt, is ƒ9.933,— 174 Zuivere opbrengst der belasting naar het inkomen over vorige belastingjarenmemorie Het is niet bekend of op dezen post ontvangsten zullen kunnen worden geboekt. 175 Gewetensgeldenmemorie Niet bekend is, of en hoeveel op dezen post zal worden ontvangen. 176 Belasting op de honden7 Q00,- De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 10 November 1925, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 24 December 1925, no. 68, gewijzigd bij raadsbesluit van 8 Mei 1934, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 12 Juni 1934, no. 61. (Voor onbe- paalden tijd goedgekeurd). In verband met de opbrengst over 1939 wordt geraamd ƒ7.000,—. 38 XII. 177—182. 1941. INKOMSTEN. Belasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijkheden 40.000, De heffing geschiedt krachtens raadsbesluiten van 22 Juni 1920 en 14 Februari 1922, goedgekeurd bij Koninklijke besluiten van 7 Augustus 1920, no. 46 en 6 Juni 1922, no. 30. (Voor onbepaalden tijd goedgekeurd.) De opbrengst van deze belasting was de laatste jaren: 193 656.144,72. 193 7- 53.381,87. 193 8- 59.608,64. 193 9- 52.424,08. 1940 (tot en met Augustus).. - 23.900, Omtrent de ontvangst in 1941 valt niets te voorspellen. De raming wordt gesteld op ƒ40.000,waardoor niet al te zeer van het normale wordt afgeweken. 178 Opbrengst van het vergunningsrecht wegens verkoop van sterken drank in het klein. f 12.300, De lijsten van verschuldigd recht voor het vergunningsjaar 1940/'41 zijn opgemaakt tot een bedrag van ƒ12.350,In verband met deze opbrengst, alsmede met den ge leidelijken teruggang van den omzet, wordt voor 1941 ƒ12.300,geraamd. De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit van 24 Mei 1932, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 23 Juni 1932, no. 81, gewijzigd bij raadsbesluit van 7 Mei 1935, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 18 Juni 1935, no. 50 en bij raadsbesluit d.d. 1 Juni 1938, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 16 Juü 1938, no. 98. (Voor onbepaalden tijd goed gekeurd). Het verlofsrecht moet ingevolge daarvoor gegeven voorschriften op een afzonderlijken ontvangstpost worden geraamd. Zie volgno. 179. 179 Opbrengst van het verlofsrecht voor den verkoop van zwak-alcoholischen drank in het klein f 1.175, De heffing geschiedt krachtens het onder volgno. 178 vermelde raadsbesluit. Op 1 Mei 1940 waren 47 verloven A verleend, waarvoor een verlofsrecht van 25, voor ieder verlof A is verschuldigd. De opbrengst voor 1941 wordt geraamd op 47 X 25, ƒ1.175,-. Zie volgno. 537 der uitgaven. 180 Oninbaar geleden belasting, welke alsnog is geindmemorie Daar niet bekend is, of ontvangsten op dezen post zullen plaats hebben, wordt de post voor memorie uitgetrokken. 182 Vervolgingskosten ter zake van de invordering van plaatselijke belastingen1.400, In verband met de ontvangsten over 1939 wordt deze post op ƒ1.400,gesteld. 39

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1941 | | pagina 85