XV. 195—197.
1941.
INKOMSTEN.
a. het bedrag, dat noodig is om de gewone bijdrage uit het Werkloosheidssubsidiefonds
in de werkloosheidsuitgaven, welke voor een dergelijke bijdrage in aanmerking komen,
op te voeren tot ten hoogste 99 van die uitgaven (dus gelijk aan de vroegere extra-
bijdrage) en
b. de som der belastingopbrengsten, welke geacht kunnen worden ingevolge de bepa
lingen der wet van 4 Maart 1935 (S. no. 76),'houdende voorzieningen ter zake van de
gemeentelijke kosten van werkloosheidszorg, zooals deze wet laatstelijk is gewijzigd,
naar het Werkloosheidssubsidiefonds te zijn overgebracht (dus gelijk aan de vroegere
belastingbijdrage).
Zou de regeling voor de begrootingstekorten over het dienstjaar 1941 gelijk zijn aan die
voor den dienst 1940, dan zou de gemeente aanspraak kunnen maken op ten hoogste:
a. 99°/0 van ƒ336.000,(zie volgno. 151)332.640,
af: 37.6 van ƒ336.000,(gewone bijdrage) - 126.336,
206.304,—
b. 40 °/0 hoofdsom grondbelasting gebouwd 1941 4%s X
ƒ58.800,(zie volgno. 162) 67.200,
25 °lo hoofdsom grondbelasting ongebouwd 1941 25/50 X
ƒ4.200,(zie volgno. 163)- 2.100,
80 °/o hoofdsom personeele belasting naar len, 2en en 3en
grondslag 1941 80/20 X 42.600,(zie volgno. 166) - 170.400,
2/3 van 25 opcenten hoofdsom gemeentefonds-belasting over
1941/'42 2S/7s X ƒ264.000,(zie volgno. 171)- 88.000,
V3 van 25 opcenten hoofdsom gemeentefonds-belasting over
1940/'41 V3 X 25/75 X ƒ396.000,(zie volgno. 171) - 44.000,
85 van 12 opcenten hoofdsom vermogensbelasting over
1941/'42 12/38 X ƒ31.450,(zie volgno. 170) rond.- 9.900,
15 °/0 van 12 opcenten hoofdsom vermogensbelasting over
1940/'41 12/3S X ƒ5.550,(zie volgno. 170) rond.. - 1.800,
383.400,—
af: 2/3 deel uitkeering uit het Werkloosheids
subsidiefonds, berekend per aangeslagene in
de Gemeentefondsbelasting over 1941 /'42
(zie volgno. 173) 9.933,
7s deel van dezelfde bate over 1940/'41 (zie
volgno. 173)- 4.967,
14.900,—
368.500,—
574.804,—
Bij brief van 11 October 1940, no. 27300, afd. B.B., heeft de Secretaris-Generaal, waar
nemend Hoofd van het Departement van Binnenlandsche Zaken, aan de Gedeputeerde
Staten der onderscheidene provinciën echter doen weten, dat indien de begrooting niet
op de gewone wijze sluitend is te maken voorshands geen bedrag voor een bijzondere
bijdrage uit 's Rijks kas ware op te nemen.
De begrooting moet dus voorloopig met een ongedekt tekort worden aangeboden en
vastgesteld. De grootte van het tekort blijkt uit de verzameling van den gewonen dienst,
opgenomen aan het slot der gemeentebegrooting.
196 Bijdrage van Hoofdstuk I van den gewonen dienst van het volgende dienstjaar wegens
restant-uitkeering van de bijzondere bijdrage uit 's Rijks kasmemorie
Zie de toelichting onder volgno. 195.
197 Terugontvangst van de kosten in verband met de Duitsche bezetting20.000,
Zie volgno. 575.
44
I, II. 198—205.
UITGAVEN.
1941.
UITGAVEN.
GEWONE DIENST.
HOOFDSTUK I.
Vroegere diensten.
198 Nadeelig slot van den gewonen dienst volgens de laatst vastgestelde rekeningmemorie
Een eventueel nadeelig slot van den dienst 1940 moet waarschijnlijk op den dienst 1941
worden overgebracht.
De raming geschiedt pro memorie, omdat ten aanzien van het resultaat van laatstge
noemden dienst nog niets kan worden gezegd.
199 Achterstallige uitgaven van vorige dienstjaren7.000,
Zie de toelichting bij volgno. 1.
200 Bijdrage aan Hoofdstuk XV van den gewonen dienst van het vorige dienstjaar wegens
restant-uitkeering van de bijzondere bijdrage uit'sRijks kas61.819,
Op de begrooting voor 1940 is wegens restant-uitkeering der Rijks-bijdrage ƒ61.819,
geraamd.
Zie volgno. 2.
HOOFDSTUK II.
Algemeen beheer.
202 Jaarwedde van den Burgemeester9.000,
De regeling van de jaarwedden van burgemeesters, secretarissen en ontvangers is vast
gesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland, d.d. 27 Juni 1929, no. 149,
2e afd., goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 10 Augustus 1929, no. 25, gewijzigd bij
besluit van 11 Mei 1932, no. 15, 2e afd., goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 23 Juni
1932, no. 80, bij besluit van 6 Maart 1935, no. 110, 2e afd., goedgekeurd bij Koninklijk
besluit van 23 Maart 1935, no. 44, bij besluit van 2 December 1936, no. 134, 2e afd.,
goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 19 December 1936, no. 50, en bij besluit van
11 Januari 1939, no. 128, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 10 Februari 1939, no. 23.
203 Jaarwedden van de Wethouders10.800,
Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland d.d. 10 April 1934,
no. 79, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 22 Mei 1934, no. 10.
204 Jaarwedde van den Secretaris f 7.125,
Zie de toelichting bij volgno. 202.
205 Jaarwedde van den Ontvanger f 4.850:
De ontvanger trad in functie 1 October 1935.
De jaarwedde bedraagt sedert 1 October 1939 ƒ4.800,— en wordt op 1 October 1941
verhoogd tot ƒ5.000,(maximum).
Zie de toelichting bij volgno. 202.
45