II. 243—247.
1941.
UITGAVEN.
243 Bijdragen voor inkoop van pensioen ingevolge de artt. 40, 42a en 135 der Pensioenwet 1922
Staatsblad no. 240400,10
In totaal geraamd op 1.762,58, te verdeelen over verschillende hoofdstukken.
Op grond van de artikelen 40, 42a en 134 der Pensioenwet 1922 kunnen tijdelijke dienst
tijd en op wachtgeld doorgebrachte tijd voor pensioen worden ingekocht. De deswege
door de gemeente aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds verschuldigde bijdragen
worden volgens bij Koninklijk besluit vastgestelde tarieven vastgesteld door den Pensioen
raad en betaald in 10 jaarlijksche termijnen, wat betreft die, bedoeld in de artikelen 40 en
42a, en in 15 jaar wat betreft die, bedoeld in artikel 135. Laatstgenoemd artikel betreft
alleen inkoop van diensttijd, bewezen vóór 1 Juli 1922.
244 Gratificatiën en toelagen aan eervol ontslagen gemeente ambtenaren of aan weduwen van
gemeente-ambtenaren
Deze post is als volgt samengesteld:
Hoofdstuk VI:
gratificatie aan de weduwe van een hulp-doodgraver27,50
Hoofdstuk VIII, 2:
gratificatie aan een oud-schoolschoonmaakster27,
gratificatie aan een oud-onderwijzer in de lichamelijke oefening,
toegekend ingevolge raadsbesluit d.d. 9 November 1920 - 455,
482,—
Hoofdstuk VIII, 13.
gratificatie aan twee oud-leeraressen aan de Meisjes H.B.S. (resp. ƒ160,
en ƒ146,—)- 306,—
Totaal815,50
De gratificatiën onder hoofdstukken VI, VIII 2 (voorzooveel betreft de oud-school-
schoonmaakster) en VIII 13 zijn toegekend ingevolge raadsbesluiten d.d. 22 October
1918, 22/29 December 1919 en 27 December 1920 (gewijzigd 13 April 1926) in verband
met de wet van 29 Mei 1920, Staatsblad no. 283, tot verhooging van Rijkspensioenen.
245 Verhooging van pensioenen, ingevolge de wet van 29 Mei 1920, Staatsblad no. 283).. 76,80
Hoofdstuk II:
verhooging van pensioen van een oud-schoonmaakster van de opge
heven Stads-Bank van Leening 76,80
Hoofdstuk III:
idem van een tweetal agenten van politie (resp. 148,en 67,- 215,
Totaal291,80
Deze verhoogingen van pensioen zijn toegekend op grond van de onder volgno. 244
genoemde besluiten.
246 Renten van geldleeningen10.861.48
Zie volgno. 247.
247 Aflossing van geldleeningen21.958,77
Wegens rente en aflossing van geldleeningen komen ten laste van de verschillende
hoofdstukken en paragrafen de volgende bedragen:
54
II. 246/7.
1941.
UITGAVEN.
Hoofdstuk
Oorspronkelijke
schuld
Schuld op
1 Januari 1941
Rente 1941
Aflossing 1941
11
461.713,44
373.709,80
10.861,48
21.958,77
III
- 220.985,39
- 195.545,65
-
7.210,56
-
6.674,—
IV
- 814.354,27
- 453.583,86
-
19.267,61
-
21.335,53
V
69.871,73
61.281,07
-
1.750,53
-
3.638,97
VI
- 2.639.786,13
- 2.129.810,76
-
72.153,20
-
117.909,05
VII
72.472,51
54.229,07
-
2.064,33
-
3.195,81
VIII
2
- 894.893,22
- 658.156,77
-
22.684,49
-
31.873,97
4
62.324,41
50.981,37
-
1.911,80
-
2.835,76
5
66.826,52
57.847,96
-
2.024,67
-
2.244,64
6
12.418,58
10.528,93
-
354,08
-
492,82
7
- 892.042,82
- 797.651,62
-
28.064,57
-
27.014,22
9
134.224,74
118.526,34
-
4.189,95
-
4.327,48
§13
80.916,21
69.070,12
-
2408,62
-
3.166,67
14
1.562,10
583,66
-
20,43
-
38,75
§16
1
- 223.350,58
189.052,52
-
6.501,04
-
7.577,99
IX
- 219.850,95
182.154,02
-
6.385,24
-
10.503,98
XI
9.322,72
8.097,—
-
277,46
-
330,17
XIII
1
- 1.018.735,92
- 759239,58
-
23.320,12
-
46.077,20
2
- 3.649.129,14
- 3.248.811,75
-
113.638,98
-
140.316,70
3
- 873.921,62
- 769.621,60
-
23.012,58
-
41.397,30
4
- 481.919,43
- 286.919,85
-
9.281,55
-
24.503,74
5
- 126.596,24
- 112.833,51
-
3.198,34
-
6.589,38
6
15.429,25
11.493,91
-
398,81
-
805,70
8
174.511,69
155.990,05
-
4.301,80
-
9.260,82
XV
- 267.805,96
- 233.094,80
-
8.098,22
-
11.730,58
13.484.965,57
10.988.815,57
373.380,46
545.800,—
De op 1 Januari 1941 ten laste der gemeente loopende leeningen zijn de volgende:
No.
Leenings-
jaar
Oorspronkelijk
bedrag
Bedrag op
1 Januari 1941
Rente
per
centage
Rente 1941
Aflossing
1941
Loop
tijd
in jaren
1
1896
75.000,—
32.000,—
4
1.280
1.000,—
75
2
1898
- 200.000,—
-
5.000,—
37*
175,—
-
5.000,—
43
3
1904
- 239.009,—
-
29.003,—
37*
1.015,
-
6.000,—
39
4
1911
- 645.000,—
-
241.000,—
3'/2
8.435,
-
16.000,—
40
5
1921
- 650.000,—
341.500,—
4",
15.367,50
-
16.500,—
40
6
1935
- 500.000,—
-
368.000,—
31/»
12.880,—
-
24.000,—
17
7
1936
- 200.000,—
-
172.000,—
37*
6.020,—
-
7.000,—
30
8
1936
100.000,—
-
86.600,—
37„
3.247,50
-
3.353,—
30
9
1936
100.000,—
-
86.600,—
37*
3.031,—
-
3.350,—
30
10
1936
- 250.000,—
-
216.000,-
37*
7.560,—
-
8.500,—
30
11
1936
- 250.000,—
-
216.000,—
37*
7.560
-
8.500,—
30
12
1936
100.000,—
-
86.600,—
37*
3.031,—
-
3.350,—
30
13
1936
- 200.000,—
-
163.600,—
33/„
6.135,—
-
9.100,—
22
14
1936
- 500.000
-
402.000,—
4
16.080,—
-
24.500,—
10
15
1936
- 820.120,—
-
706.120,—
4
28.244,80
-
28.500,—
34
16
1936
- 100.000,-
-
90.000,—
37*
3.150,—
2.500,—
40
17
1936
- 425.000,—
-
382.500,—
37*
13.387,50
-
10.625,—
40
18
1937
- 330.200,—
264.200,—
37*
8.862,—
-
22.000,—
15
19
1937
- 210.000,—
-
165.030,—
37*
5.512,50
-
15.000,—
14
20
1937
- 1.150.000,—
-
1.000.000,—
37*
35.000,—
-
50.000,—
23
21
1938
- 739.800,—
-
698.700,—
37*
24.094,88
-
20.550,—
36
22
1938
- 308.700,—
-
291.550,—
37*
10.054,19
-
8.575,—
36
23
1938
- 350.000,—
-
327.003,—
37*
11.243,75
-
11.500,—
30
24
1938
- 260.000,—
-
239.400
37*
7.605,—
-
10.400,—
25
25
1938
- 640.000,—
-
512.000,—
27,
12.000,—
-
64.000,—
10
26
1938
- 640.000,—
-
512.000
27*
12.000,—
-
64.000,—
10
27
1938
- 2.225.000,—
-
2.109.000,—
3
62.400,—
-
58,000,—
27
28
1939
- 277.145,57
-
262.645,57
37*
8.938,84
14.500,—
21
29
1939
- 500.000,—
-
483.000,—
4
19.320,—
-
17.000,—
30
30
1940
- 500.000
-
500.000,—
4
19.750,—
-
12.500,—
5
13.484.965,57
10.988.815,57
373.380,46
545.800,—
55