II. 246/7—248.
1941.
UITGAVEN.
2) Obligatieleening, bij akte d.d. 24 Aug. 1921 overgenomen van de Leeuwarder Waterleiding-Maatschappij.
2) Obligatieleening, Rb. 9 Juli 1898, no. 13, G.S. 28 Juli 1898, no. 53.
3) Obligatieleening, Rb. 27 Sept. 1904, no. 8, G. S. 13 Oct. 1904, no. 66, 2e afd. F.
J) Met Pensioenfonds van weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren, te 's-Gravenhage, Rb. 28 Nov. 1911,
no. 457 R/212 en 22 Dec. 1911, no. 519R/247, G.S. 23 Dec. 1911, no. 1.
6) Obligatieleening, Rb. 12 Apr. 1921, no. 145 R/84, G. S. 19 Mei 1921, no. 89. (ten behoeve van de Waterleiding).
6) Met Coöperatieve Zuivelbank, Leeuwarden, Rb. 5 Maart 1935, no. 81R/62, G.S. 20 Maart 1935, no. 88.
Met Algem. Friesche Levensverz.-mij., Leeuwarden, Rb. 30 Juni 1636, no. 217aR/126, G.S. 8 Juli 1936, no. 130.
s) Met N.V. Levensverz.-mij. „Utrecht", te Utrecht, Rb. 30 Juni 1936, no. 217b R/127, G.S. 8 Juli 1936, no. 130,
8) Met N.V. Levensverz.-mij. „De Nederlanden", te Amsterdam, Rb. 14 Juli 1936, no. 233b R/147, G.S. 22 Juli
1936, no. 128.
10) Met Alg. Friesche Levensverz.-mij., Leeuwarden, Rb. 14 Juli 1936, no. 233a R/146, G.S. 22 Juli 1936, nc. 128.
Met Stichting Alg. Mijnwerkersfonds van de Steenkolenmijnen in Limburg, Heerlen, Rb. 15 Juli 1936, no
2481/159, G.S. 22 Juli 1936, no. 128.
12) Met Onderl. Levensverz.-mij ,,'s-Gravenbage", te 's-Gravenhage, Rb. 15 Juli 1936, no. 2479/158, G.S. 22 Juli
1936, no. 128.
13) Met de Spaarbank, te Leeuwarden, Rb. 2 Sept. 1936, no. 274 R/172, G.S. 10 Sept. 1936, no. 91.
Met de Coöp. Zuivelbank, Leeuwarden, Rb. 23 Sept. 1936, no. 312 R/182, G.S. 2 Oct. 1936, no. 108.
15) Met het Eigen Pensioenfonds voor Eur. Burg. Ambtenaren in N.-I., te 's-Gravenhage, Rb. 14 Oct. 1936, no
331 R/213 en 25 Nov. 1936, no. 335 R/241, G.S. 21 Oct. 1936, no. 83 en 2 Dec. 1936, no. 25.
16) MetN.V. Pens.-verz.-mij.,.Metallicu>" Rotterdam, Rb. 25 Nov. 1936, no. 354 R/242, G.S. 27 Nov. 1936, no. 1.
Met de Spaarbank, te Groningen, Rb. 25 Nov. 1936, no. 354 R/243, G.S. 27 Nov. 1936, no. 1.
18) Met de Vereeniging tot behartiging van de Belangen der beambten van de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken,
te Eindhoven, Rb. 16 Febr. 1937, no. 52 R/26, G.S. 17 Febr. 1937, no. 113.
ls) Met de Stichting tot behartiging van de belangen van het Personeel der N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken,
te Eindhoven, Rb. 16 Febr. 1937, no. 52R/25, G.S. 17 Febr. 1937, no. 114.
20) Met de Algemeene Friesche Levensverz.-mij., Leeuwarden, Rb. 9 Juni 1937, no. 163 R/142, G.S. 16 Juni 1937,
no. 129.
21) Met het Eigen Pens.-fonds voor de Eur. Burg. Ambt. in N.-I., te 's-Gravenhage, Rb. 9 Maart 1938, no. 56 /R34,
G.S. 16 Maart 1938, no. 108.
22) Met het Weduwen- en Weezenfonds voor Eur. Burg. Landsdienaren in N.-I., te 's-Gravenhage, Rb. 9 Maart
1938, no. 56 R/34, G.S. 16 Maart 1938, no. 108.
23) Met de Ver. v. „Levensverz. en Lijfrente „De Groot-Noordhollandsche van 1845", Amsterdam, Rb. 28 Maart
1938, no. 89 R/41, G.S. 1 April 1938, no. 205.
21) Met het „Pensioenfonds van 1926 der Rotterdamsche Bankvereeniging, Rotterdam", Rb. 11 Mei 1938, no.
126 R/82, G.S. 12 Mei 1938, no. 2.
26) Met de Rotterdamsche Bankver. N.V., Amsterdam, Rb. 11 Mei 1938, no. 125 R/83, G.S. 12 Mei 1938, no. I.
2e) Met de Amsterdamsche Bank N.V., Amsterdam, Rb. 11 Mei 1938, no. 125R./84, G.S. 12 Mei 1938, no. 1.
2') Obligatieleening, Rb. 11 Mei 1938, no. 125 R/85, G.S. 12 Mei 1938, no. 1.
2S) Met Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, te 's-Gravenhage, Rb. 15 Maart 1939, no. 71R/60, G.S. 22 Maart
1939, no. 122.
29) Met den Postchèque- en Girodienst te 's-Gravenhage, Rb. 27 Sept. 1939. no. 32R/104, G.S. 11 October
1939, no. 37.
30) Met de Coöp. Vereeniging „Centraal Beheer" G.A. te Amsterdam, Rb. 21 Maart 1940, no. 83 R/59,
G.S. 27 Maart 1940, no. 18.
Zie voorts den staat van schulden (uitgezonderd de schulden bij wijze van annuïteit
aangegaan) opgenomen aan het slot der gemeentebegrooting.
248 Annuïteiten van geldleeningen
Eenige van het Rijk verkregen voorschotten voor den bouw van woningen door de ge
meente (woningbedrijf) en door enkele, op dit gebied werkzaam zijnde, vereenigingen,
zijn ingevolge raadsbesluit dd. 5 Juni 1928, no. 189 R/105, omgezet in een geldleening,
welke is ondergebracht bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds te 's-Gravenhage. Het
op 2 Juli 1928 nog overgebleven gedeelte der Rijksvoorschotten (ƒ1.647.115,265 a 5 °/0
en 709.522.82 a 6 °/o) is in verband daarmede gewijzigd in een annuïteitsleening (koers 98)
ad 2.404.732,68 met een rente van 41 2 In den nog resteerenden looptijd is toen geen
wijziging gebracht.
Krachtens raadsbesluit van 8 Mei 1934, no. 157 R/89, is de rente met ingang van 2 Juli
d.a.v. verlaagd tot 41/4 Bovendien is bij dat besluit de looptijd van het restant der leening
op 50 jaar gebracht.
Bij Koninklijk besluit van 28 April 1937, S. 481, is de rente met ingang van 15 September
1936 verminderd tot 4 °/0, terwijl deze ingevolge raadsbesluit van 15 Maart 1939, no. 71
R/61, met ingang van 2 Juli d.a.v., is verlaagd tot 37a °/o- Het restant der leening bedroeg
op laatstgenoemd tijdstip ƒ2.221.793,40; de annuïteit is 98.766,34.
56
II. 248.
1941.
UITGAVEN.
Tot en met het annuïteitsjaar 1939,"40 hebben de voorschotnemers (gemeentelijke woning
bedrijf en woningbouwvereenigingen) aan de gemeente een annuïteit voldaan, waarin
verdisconteerd een rente van 472 °/o- Hierin en in den looptijd is geen wijziging gebracht.
Hetgeen de gemeente daardoor met ingang van het annuïteitsjaar 1934/'35 (tweede conversie)
meer heeft ontvangen dan zij zelve verschuldigd was, is gereserveerd.
Bij raadsbesluit van 28 Augustus 1940, no. 118 R/349 is echter bepaald:
a. dat door de voorschotnemers, zulks te rekenen met ingang van het annuïteitsjaar
1934/'35, aan de gemeente verschuldigd is een annuïteit gelijk aan die, vastgesteld door
het Rijk voor de berekening van de exploitatiebijdragen, in welke annuïteit thans ver
disconteerd is een rente van 3x/2 °/o en waarbij de oorspronkelijke looptijd in acht wordt
genomen;
b. dat het verschil tusschen hetgeen de gemeente ter zake van de „Pensioenfondsleening"
heeft te betalen en hetgeen de voorschotnemers ter zake van de voorschotten aan haar
voldoen wordt gereserveerd, met het doel de gereserveerde gelden aan te wenden voor
de voldoening van de door de gemeente nog verschuldigde annuïteiten na het tijdstip,
waarop de voorschotnemers hun schuld aan haar hebben afgedaan, onder bepaling
overigens, dat deze regeling wordt geacht in werking te zijn getreden op 2 Juli 1934;
c. dat het door de gemeente te veel ontvangen en gereserveerde bedrag over de annuïteits
jaren 1934/'35 tot en met 1939/'40 aan de voorschotnemers wordt teruggegeven (ver
werkt in begrooting en rekening 1940).
In den navolgenden staat is ten aanzien van de „Pensioenfondsbelasting" aangegeven
welk bedrag, verdeeld over de verschillende voorschotten, door de gemeente verschuldigd
is en van de voorschotnemers moet worden terug ontvangen en tevens welke som dient
te worden gereserveerd.
Bovendien is in den staat vermeld de verdeeling van de voorschotten, door het Rijk
na 1928 voor den woningbouw verstrekt.
57