spreken over de vraag, of de uitzonderingsbepaling van het
vierde lid van artikel 73 der wet in het gegeven geval van
toepassing moet worden geacht. Uitgemaakt moet dus worden
of aanzienlijke toeneming, of belangrijke verplaatsing der'
bevolking of andere gewichtige omstandigheden aanleiding tot
schoolstichting geven.
Diensvolgens dient te worden nagegaan, of de feitelijke
situatie in het genoemde stadsgedeelte zodanig is, dat de
bevolkingstoeneming aldaar aanleiding geeft tot schoolstich
ting door adressant. Bij een andere opvatting toch zou de
consequentie zijn, dat, indien eenmaal in enig deel der
gemeente aanzienlijke aanwas der bevolking is geconstateerd
elke gezindte- daaraan recht zou kunnen ontlenen op stichting
ener nieuwe school. Ook volgens de letter der bepaling be-*C
staat er een kennelijk verband tussen "de aanzienlijke toe
neming der bevolking" en de behoefte aan vermeerdering van
het aantal scholen.
Yan een groeiende belangstelling voor onderwijs op her
vormde scholen is ons niet gebleken. Het aantal leerlingen
dat deze scholen in de laatste tien jaren (1939 t/m 1948)
bezocht, bedroeg in die jaren respectievelijk 487, 479 479
459, 458, 459, 478, 491, 487 en 483. wel vertoonde het ge-
middelde in 1949 een stijging van 23 leerlingen, doch deze
stijging is kennelijk een gevolg van een in dat jaar ge
voerde actie tot stichting van een nieuwe school.
De vrij sterke groei der bevolking over de laatste 10
jaren in aanmerking nemende, kan worden gezegd, dat de be
langstelling voor hervormd onderwijs gestadig aan het tanen
was. Ook de ervaring, opgedaan met het plaatsen van een de
pendance van de hervormde school aan de Druifstreek in het
Oosten der stad, geeft geen indruk van een sterke behoefte
aan hervormd onderwijs, aangezien zich voor die aanvangs-
klas slechts 9 a 10 leerlingen hebben aangemeld.
Aangezien de beide bestaande hervormde scholen slechts
2.3 km en 1.6 km van het centrum van de nieuwe aanbouw in
het Oosten zijn verwijderd, deze scholen nog niet vol zijn
en van een groeiende belangstelling voor dit onderwijs niet
kan worden gesproken, valt hier geen aanleiding tot school
stichting te constateren. De nieuwe school zal alleen kun
nen worden bevolkt door leerlingen aan de beide hervormde
scholen en andere scholen te onttrekken, met als niet on
waarschijnlijk te achten gevolg, dat de school aan de Druif
streek, wegens gebrek aan belangstelling, binnen enkele ja
ren zal moeten worden gesloten. Het kan naar onze mening
niet de bedoeling der wet zijn, om in de hier gegeven situ
atie de gemeente tot medewerking te verplichten. Men zou,
door het toepassen van de uitzonderingsbepaling, oogmerken
bereiken, welke in strijd zijn met de bedoeling der wet.
Zou deze aanvrage moeten worden toegestaan, dan zouden,
zulks in verband met de hier ter stede bestaande afstanden,
ook andere schoolverenigingen met succes een eveneens niet
genoegzaam gemotiveerde aanvrage tot schoolstichting kunnen
doen.
Ook hebben wij niet kunnen ontdekken, of er overigens
gewichtige redenen tot schoolstichting zijn. Als zodanig
kan niet worden aangemerkt het door het schoolbestuur aan
gevoerde motief, dat gebruik moet worden gemaakt van drukke
verkeerswegen. Dit is trouwens ook voor het schoolbestuur
niet overwegend, aangezien het zelf opmerkt, dat de nieuw
te stichten school onderdak moet verschaffen aan leerlingen
die wonen aan weerszijden van de Groningerstraatweg. Het
"pas-"
u-Hiaee tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1950. BIJLAGE NO. 13
casseren van een van de drukste verkeersaders van de stad
■ordt in dat geval blijkbaar niet als een bezwaar aange
voeld. Resumerende komen wij mitsdien tot de conclusie,
^at "aangezien er geen voldoende aanleiding tot schoolstich
ting aanwezig is, deswege de uitzonderingsbepaling, bedoeld
in de aanhef van het vierde lid van artikel 73 der wet, niet
kan worden toegepast. Mitsdien kan de medewerking niet wor
den verleend, daar het vereiste aantal leerlingen volgens
het eerste lid van vorenvermeld artikel 73 honderd bedraagt
en slechts 34 (106 - 72) leerlingen mogen worden medegeteld.
Onder overlegging der stukken stellen wij U derhalve voor
te besluiten:
de door het bestuur der Nederlands Hervormde Schoolver
eniging gevraagde medewerking tot stichting van een derde
school voor gewoon lager onderwijs te weigeren, aangezien
er geen voldoende aanleiding bestaat tot toepassing van de
in de aanhef van het vierde lid van artikel 73 der Lager-
onderwijswet 1920 vermelde uitzonderingsbepaling en dienten
gevolge het in het eerste lid van dit artikel vermelde aan
tal leerlingen niet aanwezig is, nu slechts 34 van de 106
op de verklaringen voorkomende leerlingen mogen worden mede-
gerekend.
Leeuwarden, 19 Januari 1950.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. YAN DER MEULEN, Burgemeester.
T. BAKKER, Secretaris.
Verzonden 25 Januari 1950.