Tj-ilage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
;an Leeuwarden1950. BIJLAGE NO.47
BIJLAGE NO.47-
Aan de Gemeenteraad.
Van het bestuur der Vereniging voor Christelijk
Schoolonderwijs, alhier, is een verzoekschrift ingekomen
om gelden uit de gemeentekas te mogen ontvangen voor de
uitbreiding van de school in de Pieter Feddesstraat no. 2,
zulks ten behoeve van de huisvesting van de klassen voor
schipperskinderen, verbonden aan deze school.
Door het in werking treden van het Besluit buitengewoon
lager onderwijs 1949 zijn met ingang van 1 Januari 1950
de scholen voor schipperskinderen, en derhalve ook de in de
aanvrage bedoelde klassen, gerangschikt onder het buiten
gewoon lager onderwijs, zodat de bepalingen van dit Konink
lijk Besluit op deze klassen van toepassing zijn.
Krachtens de artikelen 32 tot en met 35 van genoemd be
sluit moeten de gemeentebesturen jaarlijks aan de bijzondere
scholen voor buitengewoon lager onderwijs een vergoeding
verlenen in de materiele exploitatiekosten. Het besluit
bevat echter geen bepalingen, welke aanspraak geven op een
vergoeding van de stichtings- en uitbreidingskosten, als
mede van de eerste inrichting der scholen, zodat de gemeente
niet verplicht is deze kosten voor haar rekening te nemen of
hierin een bijdrage te verlenen.
Daar echter de scholen, die met ingang van 1 Januari 1950
onder het buitengewoon lager onderwijs zijn gebracht, vóór
deze datum krachtens de bepalingen der lager-onderwijswet
1920 aanspraak konden maken op medewerking van de gemeente
ten opzichte van het stichten van schoollokalen, is voor
deze scholen in artikel 126 der Lager-onderwijswet een voor
ziening getroffen. In het derde lid van dit artikel is name
lijk bepaald, dat ten aanzienvan de scholen voor buitenge-
y/oon lager onderwijs, welke vóór haar aanwijzing als zodanig
zijn gevestigd in een gebouw, dat met toepassing van de be
palingen van deze wet is gesticht of wordt in stand gehouden,
deze bepalingen van kracht blijven. Dit derde lid zegt voorts,
dat de hier bedoelde bepalingen voor zover nodig, mede gelden
ten aanzien van nieuw te stichten scholen van dezelfde soort.
Uit het vorenstaande blijkt mitsdien duidelijk, dat voor
de bouw van de hierboven bedoelde lokalen de artikelen 72 e.v.
der wet toepassing moeten vinden.
Volgens artikel 73, 3o lid, der Lager-onderwijswet 1920,
moet bij de aanvrage om gelden voor de uitbreiding van een
schoolgebouw worden overgelegd een verklaring, waarbij de
instelling of vereniging zich verbindt om, voordat met de
uitvoering wordt aangevangen, als waarborgsom een bedrag, ge
lijkstaande met vijftien ten honderd van de uitvoerings
kosten,in de gemeentekas te storten.
Verder bepaalt artikel 74 nog, dat de kosten van uitbrei
ding van eon schoolgebouw omvatten:
a. de kosten ter verkrijging van de grond door de gemeente of,
wanneer grond wordt gebruikt, die eigendom der gemeente of
van de instelling of vereniging is, voordat tot de uitbrei
ding werd besloten, de geschatte waarde daarvan;
r. de kosten van de uitbreiding, alsmede die van voorzieningen,
die in afwachting daarvan worden getroffen;
c> de kosten van eerste inrichting met inbegrip van de school
de ubelen
a. alle andere kosten van de verbouwing.
"De"