i 1 liil 1
BIJIAGE NO. 98.
Aan de Gemeenteraad.
Voor de Toesturen der in deze gemeente gevestigde
bijzondere scholen voor gewoon-, voortgezet gewoon- en
uitgebreid lager onderwijs zijn aanvragen ingekomen om toe
kenning van de gemeentelijke vergoeding, bedoeld in artikel
101 der Lager-onderwijswet 1920, over het jaar 1948, onder
overlegging van de bescheiden tot staving der in dat jaar
gedane uitgaven.
De door de Gemeenteraad vast te stellen vergoeding wordt
berekend over het aantal leerlingen van het betrokken jaar,
volgens de maatstaf van artikel 28, 6e lid, der wet, en be
loopt per leerling het bedrag, dat voor elke leerling van
het openbaar onderwijs is beschikbaar gesteld over hetzelfde
jaar, te weten f. 22,55, f. 22,30 en f. 25,50, respectieve
lijk voor het gewoon-, voortgezet gewoon- en uitgebreid
lager onderwijs.
Aangezien de werkelijke kosten van het openbaar gewoon-
en uitgebreid lager onderwijs over de vijfjaarlijkse periode
1938 tot en met 1942 de beschikbaar gestelde bedragen met
respectievelijk f. 0,19 en f. 4,17 per leerling hebben over
schreden en de gemeenterekening over 1942 door Gedeputeerde
Staten in 1947 werd gesloten, worden de bovenbedoelde ver
goedingsbedragen voor het bijzonder onderwijs, ingevolge
het bepaalde in artikel 101, 4e lid, der Lager-onderwijswet
1920, over 1948 dienovereenkomstig verhoogd. Mitsdien zullen
deze bedragen vastgesteld dienen te worden op respectieve
lijk f, 22,74, f. 22,30 en f. 29,67 voor het gewoon-, voort
gezet gewoon- en uitgebreid lager onderwijs.
Voor de berekening van de toe te kennen vergoedingen
mogen wij U verwijzen naar bijgaand ontwerp-besluitwaaruit
tevens blijkt, welke verrekening met de schoolbesturen moet
plaats hebben in verband met de door deze ontvangen voor
schotten. Op grond van artikel 103, 2e lid, laatste zin, der
wet, moet deze verrekening onverwijld plaats vinden.
In verband met de vijfjaarlijkse afrekening moet Uw
Vergadering naast de hierboven bedoelde vergoeding nog vast
stellen het bedrag der voor gemeentelijke vergoeding in aan
merking komende uitgaven, welke door le schoolbesturen zijn-
gedaan in 1948. Deze uitgaven moeten worden beoordeeld aan de
hand van het bepaalde in artikel 101, eerste lid, der wet,
terwijl bij de controle van de bescheiden tot staving der ge
dane uitgaven uiteraard de constante jurisprudentie nopens
deze materie is gevolgd.
De uitgaven, welke naar onze mening niet voor gemeente
lijke vergoeding in aanmerking kunnen komen, hebben wij, met
vermelding der reden, opgenomen in de bij de stukken over
gelegde staten A.
Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor het
hierachter afgedrukte ontwerp-bes luit vast te stellen.
Leeuwarden, 1 Juni 1950.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.A.M. VA7 DER KEULEN, Burgemeester.
T.BAKKER, Secretaris.
■Inzonden 3 Juni 1950.
ONTWERP"
Bijlage tot het verslag aer nana ei mg en van de gemeenteraad,
van Leeuwarden, 1950= BIJLAGE NO.98.