lil Hi I 11, Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1950. BIJLAGE NO. 122. BIJLAGE NO. 122 Aan de Gemeenteraad. In Uw Vergadering van 17 Mei j.l. is om prae-advies in onze handen gesteld een verzoek van het Bestuur van de "Stichting tot oprichting en instandhouding van een of meer Christelijke scholen voor Buitengewoon Lager Onderwijs voor Leeuwarden en omgeving*' om, ten behoeve van de stichting van een schoolgebouw in het pand Droevendal nö.l, een jaar lijkse bijdrage in de stichtingskosten en kosten van eerste inrichting te verlenen en de rente en aflossing van een te sluiten geldlening te garanderen. Het Bestuur van de Stichting, voornoemd, is voornemens in de loop van dit jaar een school voor zwakzinnigen te openen in de van de gemeente aangekochte woning Droeven- dal no.'l. Omtrent de noodzakelijkheid van de op te richten school mogen wij verwijzen naar het hierbij overgelegde rap port van de door Gedeputeerde Staten van Friesland benoemde commissie voor het instellen van een onderzoek naar de moge lijkheid van uitbreiding van het buitengewoon lager onder wijs in de provincie. Blijkens het overzichtopgenomen op bladzijde 4 van dit rapport, is er te Leeuwarden naast de bestaande openbare school plaats voor een bijzondere school voor .buitengewoon lager onderwijs. Het rapport gaat uit van de gedachte, dat 2% van het aan tal leerlingen der lagere scholen in aanmerking komt voor buitengewoon lager onderwijs; gegeven dit percentage blijkt er inderdaad in deze gemeente behoefte te bestaan aan een school voor bijzonder buitengewoon lager onderwijs. De bij voormelde stichting aangesloten schoolverenigingen hebben blijkens de bij de stukken overgelegde opgave een leerlingenaantal van ruim 3400. In verband hiermede kan wor den verwacht, dat een 70-tal leerlingen deze school zal be zoeken. Het vereiste minimum aantal leerlingen voor het ver krijgen van een Rijksbijdrage bedraagt 35- De bijdrage van het Rijk bestaat in het vergoeden van de bezoldiging van het onderwijzend personeel, behalve die van het vakpersoneel waarvan de beloningen ten laste van de gemeente komen. Zoals blijkt uit een bij de stukken overgelegd afschrift van een schrijven van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, is deze bereid de Rijksbijdrage te verlenen overeenkomstig de in het Besluit Buitengewoon Lager Onder wijs gegeven voorschriften. Hier vloeit uit voort, dat in dit geval, ingevolge genoemd besluit, de kosten van even tueel aan te stellen vakleerkrachten en de exploitatiekosten (met uitzondering van de stichtingskosten van het gebouw met eerste inrichting) ten laste van de gemeentekas komen. De wijze van vergoeding loopt overigens vrijwel parallel met de regeling, vastgesteld voor de vergoeding, welke de gemeente moet uitkeren aan de besturen der bijzondere scholen voor gewoon-voortgezet gewoon-en uitgebreid lager onderwijs. Omtrent de niet verplicht voorgeschreven gemeentelijke vergoeding van de kosten van de bouw en eerste inrichting moge te Uwer inlichting het volgende dienen. Bij het Besluit Buitengewoon Lager Onderwijs (Koninklijk Besluit 28 December 1949, Staatsblad no. J 596) is o.m. uit voering gegeven aan de artikelen 71 (vergoeding jaarwedden der onderwijzers door het Rijk) en 128 (vergoeding instand- houdingskosten door de gemeente) van de lager-onderwijswet 1920. Yerder bepaalt artikel 127 van genoemde wet, dat de besturen der bijzondere scholen aanspraak hebben op een vergoeding uit de overheidskas van de kosten van de stichting

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1950 | | pagina 480