Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1950. BIJLAGE NO. 130. 5. Indien de werknemer belast is met een gedeeltelijke dag-, week- of jaartaak, of bestemd is om bij een bepaald dienstvak nu en dan in te vallen, wordt de inhouding, bedoeld in het derde lid, niet toegepast, zolang hij niet in een afge lopen kalenderjaar uit dien hoofde ten minste f. 400,-- aan loon heeft ontvangen. Heeft de werknemer in een kalenderjaar ten minste f. 400,-- aan loon ontvangen, dan kan, te beginnen met het nieuwe kalenderjaar, tot inhouding op zijn loon worden overgegaan, tenzij te verwachten valt, dat dit loonbedrag in de eerstvolgende jaren niet zal worden bereikt. 6. Omtrent de toepassing van het bepaalde in het derde lid kunnen nadere regelen worden vastgesteld. Artikel 14. 1. De werknemer, die als militair ingevolge een uit de wet of uit een verbintenis voortvloeiende verplichting in werkelijke dienst is, wordt geacht in zijn burgerlijke betrekking met verlof te zijn. Hij behoudt over de tijd van deze werkelijke dienst het genot van het aan zijn betrekking verbonden loon, voor zover die dienst wordt vervuld geduren de het aan hem verleend vac anti ever lof. Overigens vinden ten aanzien van het behoud van genot van loon gedurende het ver blijf in werkelijke dienst de artikelen 20 tot en met 22 van het Algemeen Ambtenarenreglement overeenkomstige toepas sing. 2. In alle andere gevallen wordt hem het loon over de tijd van het verblijf in werkelijke dienst niet uitbetaald. Artikel 15. Aanspraken krachtens artikel 14 op gelijktijdig genot van burgerlijke- en militaire beloning bestaan slechts tot en met de dag, waarop de burgerlijke betrekking zou zijn beëindigd, indien de werknemer daaraan niet door de militaire dienst zou zijn onttrokken. Par. 4« Van de dienst- en werktijden. Artikel 16. Ten aanzien van de dienst- en werktijd van de werknemer vindt het bepaalde in artikel 24 van het Algemeen Ambtenaren reglement overeenkomstige toepassing. Par. 5* Van verlof en vacantie. Artikel 17. In elk kalenderjaar wordt aan de werknemer, die als zodanig ten minste 6 maanden in dienst is, een vacantieverlof met be houd van loon verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten of tenzij naar het oordeel van de auto riteit, die het verlof verleent, voor de werknemer geldige redenen van verhindering bestaan. Artikel 18. 1. De duur van dit verlof bedraagt 1 dienstdag voor- elke maand gedurende welke de werknemer- over het kalenderjaar in dienst is geweest. 2. Ten aanzien van bepaalde betrekkingen of bepaalde werk nemers kan van het bepaalde in het eerste lid ten gunste van de werknemer worden afgeweken. 3. Overigens vinden ten aanzien van het verlenen van verlof aan de werknemer de artikelen 29 tot en met 3 6 van het Alge meen Ambtenarenreglement overeenkomstige toepassing. "Ar—" jijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1950. BIJLAGE NO.130 Artikel 19. 1. Ten aanzien van een werknemer, wiens indienstneming is geschied overeenkomstig artikel 2, eerste lid, sub f, blijft het bepaalde in de artikelen 17 en 18 buiten toepas sing. Omtrent zijn verlof kan een nadere regeling worden vastgesteld. 2. Ten aanzien van een werknemer, wiens loon is bepaald overeenkomstig artikel 11, eerste lid, sub a, wordt-het vacantieverlof, waarop overeenkomstig de artikelen 17 en 18 aanspraak bestaat, verminderd met het aantal verlofdagen, waarop hij over het tijdvak, waarnaar het vacantieverlof wordt berekend, anders dan uit hoofde van deze verordening recht kan doen gelden. Par. 6. Van de aanspraken in geval van ziekte. Artikel 20. 1. De werknemer, die wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn arbeid te verrichten, ontvangt, wanneer hij te dier zake geen aanspraak op een uitkering krachtenseen wettelijke verzekering heeft, eer uitkering tot zodanig bedrag en tot zodanig tijdstip als hem krachtens de Ziektewet zou toekomen, indien hij daaraan recht op uitkering kon ontlenen. 2. De werknemer ontvangt over de wachttijd, bedoeld .in het tweede lid van artikel 37 der Ziektewet, een uitkering ten bedrage van 80 pet. van zijn loon. 3. Met verhindering om arbeid te verrichten wegens ziekte wordt voor de toepassing van de vorige leden ten aanzien van de gehuwde vrouwelijke werknemer gelijk gesteld ver hindering wegens zwangerschap of bevalling. 4» Ten aanzien van een vrouwelijke werknemer, niet vallen de onder het derde lid, kan het bepaalde in dat lid van over eenkomstige toepassing worden verklaard. Artikel 21. Ten gunste van bepaalde werknemers of groepen van werk nemers kan een van artikel 20 afwijkende regeling worden getroffen. Artikel 22. 1. Indien de ziekte of het ongeval in verband met zijn dienstbetrekking is ontstaan, ontvangt de werknemer over de tijd, dat hij dientengevolge verhinderd is te werken, doch niet langer dan gedurende de termijn, bedoeld in artikel 37, tweede lid, der Ziektewet, boven de uitkering, welke hem krachtens die wet dan wel de artikelen 20 of 21 toekomt, een verhoging. Deze verhoging is gelijk aan het verschil tussen het volle loon van de werknemer en de bedoelde uit kering 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, vindt artikel 50 van het A.lgemeen Ambtenarenreglement overeenkomstige toe passing. Artikel 23. Na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 37, tweede lid, der Ziektewet, kan uitbetaling van het loon ge heel of gedeeltelijk, echter ten hoogste tot het bedrag der laatstelijk genoten uitkering, worden voortgezet. Artikel 24- Geen aanspraak op uitkering ingevolge de bepalingen dezer paragraaf bestaat in de gevallen, genoemd in artikel 47 van het Algemeen Ambtenarenreglement. "Par. 7'

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1950 | | pagina 499