Bijlage boe het verslag der handelingen van de gemeenteraad
va^.Lleu!ardeni .1950- BIJLAGE I0?130?
Par. 7. Van de overige rechten en verplichtingen
Artikel 25.
1. De werknemer is gehouden de plichten, uit zijn betrek
king voortvloeiende, nauwgezet en ijverig te vervullen en
zich te gedragen zoals een goed werknemer Betaamt.
2. Hij is verplicht zich te onthouden van alle gedragingen
die de inwendige orde of de veiligheid van de Staat zouden°
kunnen in gevaar brengen of schaden.
3. Hij behoort zich te onthouden van het bezigen van vloeken
en van ruwe of onzedelijke taal.
Artikel 26.
1. De werknemer is verplicht, indien hem een dienstwoning
ter bewoning is aangewezen, deze te betrekken en zich ter zake
van de bewoning en het gebruik te gedragen naar de voorschrif
ten of aanwijzingendie daaromtrent zijn gegeven.
2. Hij draagt de onderhoudskosten, welke volgens de wet en
het plaatselijk gebruik gemeenlijk voor rekening van de
huurder zijn, tenzij ter zake een afwijkende regeling is vast
gesteld.
Artikel 27.
1. De werknemer kan wegens buitengewone toewijding cf
bijzonder loffelijke dienstverrichting worden beloond.
2. De beloningen zijn;
a. tevredenheidsbetuiging;
b. extra verlof;
cgratificatie
d. buitengewone verhoging van loon.
Artikel 28.
De artikelen 6, 59, 60, 62 tot en met 65, 67 tot en met 75
en 77 tot en met 84 van het Algemeen Ambtenarenreglement vin
den voorts overeenkomstige toepassing.
Par. 8. Yan de straffen.
Artikel 29.
1. De werknemer, die de hem opgelegde verplichtingen niet
nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt,
kan deswege worden gestraft.
2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig
voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een
goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort na te laten
of te doen.
Artikel 30.
1. De straffen, welke kunnen worden toegepast, zijn;
a. schriftelijke berisping;
b. buitengewone dienst, op andere dagen dan Zondag en de
voor de werknemer geldende kerkelijke feestdagen, zonder
loon of tegen een lager dan het normale loon;
c. beperking van het recht op een jaarlijks vacantieverlof
d. geldboete.
2. De straffen, hiervoren bedoeld onder a en b, worden
opgelegd door het hoofd van dienst of door Burg. en Weth.
die, bedoeld onder c en d, worden opgelegd door Burg. en Weth.
3. De toepassing van de in het eerste lid onder b, c en a
genoemde straffen geschiedt met inachtneming van het navolgende
11 x°ii
Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1950. BIJLAGE NO. 130.
1°. buitengewone dienst wordt opgelegd voor ten hoogste 6
uren, met een maximum van 3 uren per dag;
2°. beperking van het recht op een jaarlijks vacantieverlof
kan geschieden voor het volle aantal dagen, waarop per
kalenderjaar aanspraak bestaat;
3°. geldboete bedraagt ten hoogste 1% van het over een jaar
berekend loon.
Artikel 31.
De straf wordt niet opgelegd, dan nadat de werknemer in de
gelegenheid gesteld is zich, ter keuze van het gezag, dat de
straf oplegt, mondeling of schriftelijk binnen 4 maal 24 uur
te verantwoorden. Bij zijn verantwoording mag hij van de hulp
van anderen gebruik maken.
Artikel 32.
Is van de in het vorig artikel bedoelde gelegenheid gebruik
gemaakt, dan wordt, indien de gestrafte dit verzoekt, de straf,
behalve die van schriftelijke berisping, niet ten uitvoer-
gelegd, dan nadat de commissie, bedoeld in artikel 91, eerste
lid, van het Algemeen Ambtenarenreglement,daaromtrentmet
inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk IX van dat regle
ment, uitspraak heeft gedaan. Indien bedoelde commissie niet
is ingesteld of haar werkzaamheden rusten, kan in haar plaats
een bindende uitspraak worden opgedragen aan een commissie
van arbitrage van drie leden, waarvan één te benoemen door
de gestrafte, een door Burg. en Weth. en het derde lid door
de twee benoemden, of, indien deze niet binnen een week tot
overeenstemming komen, door de Kantonrechter op verzoek van de
meest gerede partij.
Par. 9. Yan de beëindiging der dienstbetrekking.
Artikel 33»
1. Indien de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd
is aangegaan, eindigt zij van rechtswege, wanneer deze tijd
is verstreken.
2. Yoorafgaande opzegging is in dat geval onnodig.
Artikel 34°
1. Indien de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is
aangegaan, kan zij worden beëindigd door opzegging. Daarbij
wordt een opzeggingstermijn in acht genomen, die gelijk is
aan de tijd, die gewoonlijk tussen twee opvolgende uitbeta
lingen van het loon verstrijkt.
2. Ten aanzien van hen, die ten minste twee jaren onaf
gebroken in dienst zijn geweest, wordt de termijn, bedoeld
in het eerste lid, gesteld op het dubbele daarvan.
3« Bij de arbeidsovereenkomst kan van het bepaalde in
het eerste lid worden afgeweken, mits de termijn van opzeg
ging voor de werkgever niet korter worde gesteld dan voor
de werknemer.
Artikel 35°
Ten aanzien van de beëindiging der dienstbetrekking zijn
voorts van toepassing de artikelen 1639 j, 1639m, l639o,
1639P en I639q van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstan
de, dat de schadeloosstelling,bedeeld bij artikel 1639e voornoemd,
bij een dienstbetrekking, voor onbepaalde tijd aangegaan, ge
lijk is aan het bedrag van het in geld vastgesteld loon voor
de duur van de opzeggingstermijn en bij een dienstbetrekking,
voor bepaalde tijd aangegaan, gelijk is aan het bedrag van
het in geld vastgesteld loon voor de tijd, dat de dienstbe
trekking volgens artikel 33 had behoren voort te duren.