Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad
van Leeuwarden, 1950. BIJLAGE NO. 162.
BIJLAGE NO. 162.
Aan de Gemeenteraad.
Bij de opzet van de plannen tot het aanbrengen van
scheepvaartverbindingen tussen Leeuwarden en het Van Harinxma-
kanaal is indertijd van de gedachte uitgegaan, dat het in ver
band met de in het Oosten en Westen van de stad aanwezige in
dustrieën noodzakelijk is, dat beide stadsgedeelten de beschik
king krijgen over een rechtstreekse aansluiting op het nieuwe
kanaal.
Het behoeft geen betoog, dat, gelet op de toenemende indus
trialisatie, een goede scheepvaartverbinding van groot belang
is. Wil de stad Leeuwarden, die door de ontwikkeling van het
verkeer steeds in sterkere mate optreedt als centrum van de
provincie, haar positie behouden, dan zal het noodzakelijk
zijn, dat de industriewijken in deze gemeente voor grote sche
pen bereikbaar zijn.
Voor verbetering van de scheepvaartverbindingen in het Wes
ten van de stad is bereids in Uw vergadering van 9 Augustus j.l.
een crediet van f. 973.000,- beschikbaar gesteld.
Het hoofd van de Provinciale Kanalendienst is van oordeel,
dat thans ook de voor het Oosten geprojecteerde werken ten uit
voer moeten worden gebracht, opdat ook de in dit stadsgedeelte
gevestigde industrieën tijdig van het in de naaste toekomst
open te stellen Van Harinxmakanaal kunnen profiteren. Hiertoe
zal het nodig zijn, dat de bestaande spoorbrug over de Greuns
wordt vervangen door een nieuwe brug, de driehoek bij Schilkam
pen, gevormd door de samenvloeiing van de Greuns, het Vliet en
het Nieuwe Kanaal, wordt verbreed en uitgediept, waardoor ter
plaatse aan grotere schepen de gelegenheid wordt geboden te
zwaaien, en voorts, dat de Greuns van deze zogenaamde zwaaikom
af tot aan een punt, gelegen 250 meter ten Zuiden van de spoor
brug, wordt uitgebaggerd.
Voor een juiste belichting van de voor de gemeente uit deze
geprojecteerde werken voortvloeiende financiële consequenties
moeten wij terugtasten op de historische ontwikkeling van de
kanalenplannen bij de stad.
In eerste instantie lag het in het voornemen enkel een
scheepvaartweg tussen Groningen en Lemmer aan te brengen. Het
provinciaal bestuur van Friesland stond echter op het stand
punt, dat slechts van medewerking van Friesland sprake zou zijn,
indien ook Leeuwarden en Harlingen met het kanaal Stroobos-Lem-
mer in verbinding werden gebracht. De zienswijze van het pro
vinciaal bestuur vond instemming, zodat de verbeteringsplannen
dienovereenkomstig werden gewijzigd. Hierna rezen moeilijkheden
over het tijdstip, waarop de verbeteringswerken zouden worden
uitgevoerd. Aanvankelijk lag het namelijk in de bedoeling eerst
de verbetering van de vaarweg Groningen-Lemmer ter hand te ne
men en daarna te beginnen met de verbinding Fone jacht-Harlingen
Ook nu weer stond het provinciaal bestuur op de bres voor de
Friese belangen. Alvorens het provinciaal bestuur stappen heeft
ondernomen voer gelijktijdige uitvoering van beide projecten,
heeft het zich tot het gemeentebestuur van Leeuwarden gewend
met de vraag, welke financiële bijdrage de gemeente voor verwe
zenlijking van de plannen beschikbaar kon stellen. Bij brief
van 24 Januari 1931 no.126, ter kennis gebracht van de ge
meenteraad, hebben Burgemeester en Wethouders hierop geantwoord,
"dat, het belang van de gemeente Leeuwarden bij de voorgenomen
kanalenaanleg erkennende en globaal op geld waarderende, het
bereid is te gelegener tijd te bevorderen, dat deze gemeente in
de kosten van het graven van het kanaal Ponejacht-Harlingen een
bijdrage verleent van f. 500.000,-, onder voorwaarde echter, dat
het gedeelte Pone jacht-Harlingen uiterlijk tegelijk met het stuk
Groningen-Pone jacht gereed zij."
"In"