Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1950» BIJLAGE WO.191. Artikel 3. Het is het hoofd ener school of kinderbewaarplaats ver boden minderjarigen tot die school of kinderbewaarplaats toe te laten: a. wanneer deze, blijkens kennisgeving van of vanwege de Burgemeester, lijdende zijn aan een besmettelijke ziek te, behorende tot groep B, bedoeld in de Besmettelijke- Ziektenwet b. ten aanzien van wie hij vermoedt of redelijkerwijze kon vermoeden, dat zij lijdende zijn aan mazelen, kinkhoest, waterpokken, bof, rode hond, besmettelijke oog-, haar- of huidziekte; c. op wie de wet "besmettelijke ziekten personeel onderwijs inrichtingen" niet van toepassing is en ten aanzien van wie hij vermoedt of redelijkerwijze kon vermoeden, dat zij lijdende zijn aan tuberculose; d. ten aanzien van wie hij vermoedt of redelijkerwijze kon vermoeden, dat zij dragers zijn van ziektekiemen of, naar het oordeel van de aangewezen geneeskundige, gevaar opleveren voor overbrenging van ziektekiemen op anderen; e. ten aanzien van wie hij vermoedt of redelijkerwijze kon vermoeden, dat zij in ernstige mate behept zijn met lui zen, of in een toestand van verregaande onreinheid van lichaam of kleren verkeren. Artikel 4. Indien minderjarigen lijdende zijn aan een der in arti kel 3 onder b en c genoemde ziekten of aandoeningen, dan wel naar het oordeel van de aangewezen geneeskundige ge vaar opleveren voor overbrenging dier ziekten of aandoenin gen op anderen, of verkeren in een toestand, als bedoeld in artikel 3 onder de letters d of e, zijn hun ouders of ver zorgers, onverminderd het bepaalde in artikel 8, 4e lid, der Besmettelijke-Ziektenwet, verplicht te zorgen, dat deze minderjarigen niet een school of kinderbewaarplaats bezoe ken. Artikel 3» Hoofden van scholen of kinderbewaarplaatsen zijn verplicht wanneer hun bekend is of zij vermoeden, dat minderjarigen, die lijdende zijn aan een der ziekten of aandoeningen, ge noemd in artikel 3, onder de letters a, b en c, dan wel ver keren in een toestand, als bedoeld in artikel 3, onder de letters d of ehun inrichting bezoeken of bezocht hebben, de aangewezen geneeskundige binnen 24 uur daarvan kennis te geven. Artikel 6. 1. De bepalingen, vervat in artikel 2, 1e lid, artikel 3, onder de letters a, b of d en artikel 4, zijn niet van toe passing, indien de behandelende geneeskundige of bij ont stentenis van deze, de aangewezen geneeskundige aan het hoofd der school of kinderbewaarplaats een schriftelijke verklaring geeft, dat gevaar voor overbrenging van de ziekte niet bestaat. 2. De bepalingen, vervat in artikel 2, 2e lid, artikel 3> letter c en artikel 4, zijn niet van toepassing, indien de geneeskundige, genoemd in het "besluit besmettelijke ziek ten personeel onderwijsinrichtingen" een schriftelijke ver klaring geeft, dat gevaar voor overbrenging van de ziekte niet bestaat. ti it Bijlage tot het verslag der handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden, 1950. BIJLAGE NO.191. 3. De bepalingen, vervat in artikel 3letter b en artikel 4, zijn niet of niet meer van toepassing ten aanzien van minderjarigen, lijdende aan hoofdzeer, die, naar het oor deel van de aangewezen geneeskundige, voorzien zijn van een voldoend afsluitend hoofdverband, en voldoende verzorgd, eventueel behandeld worden. 4. De bepalingen, vervat in artikel 3, letter e en artikel 4, zijn niet meer van toepassing ten aanzien van de minderjari gen, genoemd in artikel 3, onder letter e, als zij naar het oordeel van de aangewezen geneeskundige voldoende zijn ge reinigd Artikel 7 1. Indien de aangewezen geneeskundige vaststelt of redelijk vermoeden heeft, dat een minderjarige of een der in arti kel 2 genoemde personen verkeert in een of meer der omstan digheden, genoemd onderscheidenlijk in artikel 3 of artikel 2 kan hij een onderzoek bij de minderjarigen en de in arti kel 2 genoemde personen instellen. Deze zijn verplicht zich aan dit onderzoek te onderwerpen, tenzij zij zich daaraan onttrekken door onverwijlde verwijdering uit de school of de kinderbewaarplaatsVan dit laatste geeft de aangewezen geneeskundige onmiddellijk kennis aan de Burgemeester. 2. De Burgemeester ontzegt bij aanschrijving degene, die zich aan het in het eerste lid bedoelde onderzoek heeft onttrokken, de toegang tot de school of de kinderbewaar plaats gedurende een voor ieder geval afzonderlijk te be palen tijd. Zo het een minderjarige betreft, wordt de aan schrijving gericht tot de ouders. 3. Betrokkene, of, indien hij minderjarig is, zijn ouders of verzorgers, alsmede de hoofden van scholen of kinderbe waarplaatsen, zijn verplicht aan de in het vorige lid be doelde aanschrijving van de Burgemeester gevolg te geven. 4. De in het tweede lid bedoelde aanschrijving verliest, behalve door het verstrijken van de daarin gestelde ter mijn, haar kracht, wanneer de aangewezen geneeskundige door eigen onderzoek of uit het door de behandelende geneeskun dige ingestelde onderzoek is gebleken, dat betrokkene niet of niet meer verkeert in een of meer der omstandigheden, genoemd onderscheidenlijk in artikel 3 of artikel 2. Artikel 8. 1Indien de ouders of verzorgers van een minderjarige menen, dat ten onrechte de bepalingen van de artikelen 3 of 7, 2e lid, op die minderjarige zijn toegepast, kunnen zij schrif telijk bezwaren indienen bij de Burgemeester. Gelijke be voegdheid hebben de personen, genoemd in artikel 2, indien zij menen, dat de bepaling van artikel 7, 2e lid, ten on rechte op hen is toegepast. 2. Het bezwaarschrift wordt ingediend in de vorm van een door de belanghebbende ondertekende verklaring, binnen drie dagen nadat de bepalingen der artikelen 3 of 7, 2e lid, zijn toegepast 3. Aan de indiening van het bezwaarschrift is geen opschor ting der maatregelen, waartegen het zich richt, verbonden. 4. De Burgemeester wint omtrent het bezwaarschrift onver wijld het advies in van de inspecteur en beslist daarop uiter lijk de tweede dag na ontvangst van dat advies. 5- Heeft de Burgemeester op het bezwaarschrift geen beslis sing genomen op de in het vorige lid bedoelde dag, dan wor den de maatregelen, waartegen het zich richt, met ingang van de daarop volgende dag geacht te zijn opgeheven. "Artikel 9"

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1950 | | pagina 597