II. 5—9. 1950. INKOMSTEN Secretarie-leges en rechten van de burgerlijke stand Begroting Rekening 1946 16.000,— 1946 f 25.282,45 1947 - 23.000,— 1947 - 26.752,— 1948 - 25.000,— 1948 - 28.807,18 1949 - 19.000,— 1950 - 19.000,— De heffing geschiedt krachtens het raadsbesluit van 8 Augustus 1899, goedgekeurd bij Koninklijk besluit d.d. 25 October 1899, no. 29, gewijzigd bij raadsbesluiten van 25 April 1905, 22 October 1907, 6 December 1910, 25 Maart/13 Mei 1919, 14 Juni 1921, 27 Juni 1922, 24 April 1923, 24 Juli 1923, 12 Februari 1924, 9 December 1924, 26 Maart 1929, 24 November 1931, 7 April 1936, 3 Februari 1937 en 24 November 1948, laatstelijk goed gekeurd bij Koninklijk Besluit d.d. 23 December 1948, no. 59. (Voor onbepaalde tijd goedgekeurd). Geraamd wordt voor 1950 19.000, 6 Archiefleges Begroting Rekening 1946 100,— 1946 62,35 1947 - 10 1947 - 66,50 1948 - 50,- 1948 - 159,70 1949 - 50,— 1950 - 50,- De heffing geschiedt krachtens de hiervoor vermelde raadsbesluiten. Geraamd wordt 50, Verhaal van premiën ingevolge de Ziektewet en het Ziekenfondsenbesluit en van bijdragen aan de Dienst Geneeskundige Verzorging Politie. Begroting Rekening 1946 522,— 1946 868,41 1947 - 720,— 1947 - 766,93 1948 - 660,— 1948 - 671,84 Zie de toelichting bij volgno. 251 en bijlage no. II. 1940 - 794 1950 - 982,— Verhaal van bijdragen voor eigen en weduwen- en wezenpensioen ingevolge art. 36 der Pensioenwet ig22 Staatsblad no. 240Begroting Rekening 1946 14.890,— 1946 13.733,06 1947 - 14.809,— 1947 - 15.259,59 1948 - 19.474,31 1948 - 15.201,18 1949 - 14.942,12 1950 - 14.980,22 Krachtens het gewijzigde vierde lid van artikel 36 der Pensioenwet 1922 worden de volgens het eerste lid van dat artikel verschuldigde pensioensbijdragen (zie volgno. 255), op de betrokken ambtenaren verhaald en wel voor het eigen pensioen tot 2 van de pensioensgrondslag en voor het weduwen- en wezenpensioen tot 572 van die grondslag, beperkt tot 3.000, Geraamd wordt, dat in totaal zal worden verhaald 129.846,43, te verdelen over ver schillende hoofdstukken. In dit bedrag zijn begrepen de pensioensbijdragen voor onder wijzers, bedoeld bij volgno. 255 der uitgaven. Zie bijlage no. II. Verhaal van bijdragen voor inkoop van pensioen ingevolge de artt. 42 en 137 der Pensioen wet 1922 Staatsblad no. 240Begroting Rekening 1946 65,24 1946 246,40 1947 - 133,55 1947 - 667,50 1948 - 249,15 1948 - 269,03 1949 - 189,76 1950 - 134,— 1950. n 910. INKOMSTEN Van de bijdragen wegens inkoop van diensttijd (zie volgno. 256) wordt krachtens de verordening in zake de pensionnering van gemeente-ambtenaren enz. (Gemeenteblad 1942, no. 17) het bij de wet toegestane gedeelte verhaald op de betrokkenen. Naar raming zal in 1950/1.481,25 terugontvangen worden, te verdelen over verschillende hoofdstukken. Hetgeen ten behoeve van de bedrijven wordt verhaald, komt gedeeltelijk weder aan die bedrijven ten goede, waarvoor onder volgno. 265 een uitgaafpost is aan gebracht. Krachtens de wijziging van de Pensioenwet 1922 bij de wet van 15 Juli 1948 Stbl. I 302 is het verhaal op de bijdragen vcor inkoop van diensttijd, doorgebracht in tijdelijke dienst ,of op arbeidsovereenkomst, in gevallen, waarin tot nog toe de gehele inkoopsom werd veihaald, teruggebracht tot 75 te verminderen met een eventueel bedrag wegens betaalde premiën ingevolge de Invaliditeitswet. Zie bijlage no. II. Inhouding overeenkomstig artikel 13 der Arbeidsovereenkomstenverordening Begroting 1946 696,— 1947 - 676,— 1948 - 804,— 1949 - 1.090,— 1950 - 1.224,— Rekening 1946 636,80 1947 - 798,28 1948 - 1.131,86 Ingevolge artikel 13 der Arbeidsovereenkomstenverordening behoort op de lonen van het daarvoor in aanmerking komende personeel, werkzaam op arbeidsovereenkomst, 4 te worden ingehouden. Op deze inhoudingen wordt van gemeentewege een bijslag gegeven van 50 Voor zover het inhoudingen betreft van personeel, hetwelk niet onder de Invaliditeitswet valt, bedraagt de bijslag 100 Het bedrag der inhoudingen, vermeerderd met de bijslag en de bij te schrijven rente, wordt te zijner tijd aan de arbeidscontracten uitgekeerd. (Zie art. 40 der genoemde verordening.) In de hieronder staande staat is aangegeven, welke inkomsten en uitgaven deze regeling voor 1950 naar raming zal medebrengen: Hoofdstuk Bedrag der inhoudingen Bijslag Inhoudingen plus bijslag (over te brengen naar kap. dienst) II IV V VI VIII/13 VIII/14 IX 1.224,- - 57,- - 166,- - 50,- 88,- 84,- - 1.435,- 3.104,- 626,— - 57,- - 85,- - 25,- 44,— - 42,- - 730,— 1.609,— Bijboeking rente: 4 van 8.300,(saldo fonds op 1 Jan 1950) f 332,— 2 van ƒ3.104,rond- 62, Totaal t.l.v. de gewone dienst L 0 m 00 - 114, - 251, - 75,— - 132,— 126,— 2.165,— 4.713,— - 394,- 5.107,- te brengen t.l.v. volgno. 624 (rente kasgeld). Zie ook volgnos. 704 en 763 van de kapitaaldienst. 5

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1950 | | pagina 77