VIII, 14. 142—144. INKOMSTEN
In 1950 zullen, nadat de rekeningen door de Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen zullen zijn goedgekeurd, de subsidies aan de verschillende nijverheids
scholen over 1949 kunnen worden afgerekend.
1950.
142 Subsidie van het Rijk in de kosten der gymnasia Begroting Rekening
1946 9.932,23 1946 9.900,—
1947 - 12.049,— 1947 - 9.900,—
1948 - 12.375,— 1948 - 11.250,—
1949 - 12.150,—
1950 - 12.150,—
In art. 8 bis der Hoger-onderwijswet is bepaald, dat het subsidie wordt vast
gesteld op een bedrag per klasse, bij algemene maatregel van bestuur te regelen.
Dit subsidie is bepaald op 1.350,— per klasse. Uit dien hoofde wordt ge
rekend op een vast subsidie van ƒ12.150,—. Bij artikel 2 van het Koninklijk
Besluit van 8 Februari 1934 (Staatsblad no. 47) is bovendien bepaald, dat, indien het sub
sidie berekend wordt naar 1.350,- per klasse, en dit, vermeerderd met het bedrag, dat
ingevolge artikel 8quater, le lid, der Hoger-onderwijswet van andere gemeenten wordt
ontvangen, blijft beneden 90 van het bedrag, dat aan subsidie van het Rijk ten behoeve
van het gymnasium over 1921 is ontvangen, het Rijkssubsidie zodanig wordt aangevuld,
dat het totale bedrag van het subsidie gelijk wordt aan 90 van het Rijkssubsidie over 1921,
met dien verstande, dat het totale bedrag der subsidiën evenredig wordt verminderd, indien
de kosten van het gymnasium afnemen.
De kosten van het gymnasium bedroegen over 1921 ƒ46.519,78, terwijl over 1921
aan Rijkssubsidie is genoten 23.259,89, waarvan 90% is 20.933,90.
De voor subsidie in aanmerking komende uitgaven van het gymnasium zullen over
1949 naar schatting ƒ83.659,10 bedragen, zodat in totaal een bedrag van 20.933,90 aan
Rijksubsidie kan worden genoten.
De bijdragen van buitengemeenten, vermeerderd met het Rijkssubsidie, zullen over
1949 naar schatting 9.680,12.150,21.830,belopen, zodat over 1949
geen aanspraak meer op een aanvullend Rijkssubsidie kan worden gemaakt.
Deze post dient dus te worden gesteld op ƒ12.150,
143 Bijdragen van andere gemeenten in de kosten der van Rijkswege gesubsidieerde gymnasia
als bedoeld in art. 8 quater, sub i, der Hoger-onderwijszvet
Begroting Rekening
1946 8.885,— 1946 8.751,16
1947 - 10.260,— 1947 - 12.880,—
1948 - 9.770,— 1948 - 13.671,50
1949 - 9.680,—
1950 - 10.028,—
Ingevolge art. 8 quater, le lid, Hoger-onderwijswet, zoals deze is gewijzigd bij de wet
van 22 Februari 1936, (Staatsblad no. 100), kunnen bijdragen van andere gemeenten worden
gevorderd voor leerlingen uit die gemeenten afkomstig, die het gymnasium alhier bezoeken.
Deze bijdrage bedraagt per leerling de helft van het verschil tussen het jaarlijkse
schoolgeld voor die leerling verschuldigd, en een door het Rijk telkens voor 5 jaar vast
te stellen bedrag. Dit bedrag is voor de jaren 1947 tot en met 1951 vastgesteld op 540,
De opbrengst van het schoolgeld voor het gymnasium is voor 1950 geraamd op
25.000,—.
Het totaal aantal leerlingen zal vermoedelijk bij de aanvang van de cursus 1949/'50
180 bedragen en het aantal buitenleerlingen 50, zodat het door de buitenleerlingen te
betalen schoolgeld moet worden geraamd op 50/180 X 25.000,6.944,44. De bij
dragen van buitengemeenten zullen dus naar schatting bedragen (50 X 540,
6.944,44) 2 is rond ƒ10.028,
144 Ontvangst wegens over een vorige dienst te weinig genoten subsidie van het Rijk voor het
hoger onderwijs
Begroting
1946 memorie
1947 - memorie
1948 - memorie
1949 - memorie
1950 - memorie
De post wordt pro memorie op de begroting gebracht.
Rekening
1946 4.621,31
1947 -
1948 -
38
VIII, 14, 15. 146—149.
146
Ontvangsten in zake verkochte programma's en lesroosters van het gymnasium
Begroting
1946 25,—
1947 -
1948 -
1949 -
1950 -
25,—
25,—
25,—
25,—
1950.
INKOMSTEN
Rekening
1946
1947 - 24,80
1948 - 27,25
Deze post wordt geraamd op 25,-
15. Nijverheids-onderwijs.
148
Bijdragen van gemeenten in de kosten van scholen voor het nijverheidsonderwijs
Begroting Rekening
1946 25.870,— 1946 31.079,97
1947 - 28.550,— 1947 - 7.563,02
1948 - 28.550,— 1948 - 38.702,22
1949 - 26.850,—
1950 - 31.190,—
a. lager nijverheids-onderwijs20.940,
b. middelbaar - 10.250,
Samen31.190,
Krachtens het bepaalde in art. 25, 4e lid, der Nijverheids-onderwijswet, moet voor
leerlingen, afkomstig uit andere gemeenten als die, waarin d? nijverheidsschool is gevestigd,
tenzij aldaar een gelijksoortige inrichting van onderwijs bestaat, door de gemeente van
afkomst een bijdrage worden verleend, overeenkomende, waar het geldt een school als
bedoeld in art. 11, 2° lid, onder a, b, c of d, (middelbaar nijverheidsonderwijs) met 15
en waar het geldt een andere der in art. 11 bedoelde scholen (lager nijverheidsonderwijs)
met 20 ten honderd van het gemiddeld bedrag per leerling der netto-kosten.
Rekening houdende met de ter zake ontvangen bijdragen over vorige jaren, worden
voor 1950 de navolgende bijdragen geraamd:
a. lager:
avond-nijverheidsschool400,
ambachtsschool- 11.000,
industrie- en huishoudschool- 6.000,
avondcursus voorbereiding middelbare technische school - 300,
machinisten-school - 500,
christelijke industrie- en huishoudschool- 2.C00,
cursus opleiding leerkrachten N.O- 150,
bakkersdagvakschool - 590,
20.940,—
b. middelbaar
middelbare technische school 10.000,
Fryske Akademy (voortgezet bouwkunst onderwijs)100,
middelbare school voor scheepswerktuigkundigen (oplei
ding A.M.)- 150,
10.250,—
Totaal31.190,—
149 Teruggaaf door besturen van nijverheidsscholen van te veel ontvangen subsidie
Begroting
1946 5.000,—
1947 - 5.000,—
1948 - 5.000,—
1949 - 3.500,—
1950 - 5.000
Wegens teruggaaf van te veel bij voorschot ontvangen subsidie wordt 5.000,geraamd.
Rekening
1946 3.212,23
1947 - 3.631,59
1948 - 7.066,17
39