XII, 2. 188—189.
1950.
INKOMSTEN
188 Uitkering uit het gemeentefondsbedoeld in artikel 2, onder c, van de wet van 13 Juli ig2g
(S 388) sedert gewijzigd belasting-uitkering
Begroting Rekening
1946 1946
1947 -
1948 - 127.500
1949 - 176.120
1950 - 169.250
1947 -
1948 - 84.349,52
Overeenkomstig de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 21 December 1948 tot
vaststelling van het Financiële Verhoudingsbesluit 1948, kan de uitkering uit het gemeente
fonds, bedoeld in art. 2, onder c, van de wet van 15 Juli 1929 (S 388), (belasting-uitkering)
worden geraamd als volgt:
190 opcenten op de grondbelasting voor de gebouwde eigendommen397.000,—
110 opcenten op de grondbelasting voor de ongebouwde eigendommen - 33.000,
150 opcenten op de personele belasting, t.w.
40 geraamde opbrengst 1949/1950 - 108.000,
60 geraamde opbrengst 1950/1951 - 174.000,
712.000,—
Krachtens artikel 17 van voormeld Koninklijk Besluit zal dit bedrag worden
aangevuld tot 525.000,—
vermeerderd met 28500 (aantal inwoners boven de 50000) X 12,50- 356.250,—
Samen881.250,
zodat de raming van onderdeel a van dit volgnummer is te stellen op
ƒ881.250,712.000,— ƒ169.250,—.
Onderdeel b van dit volgnummer wordt voor memorie uitgetrokken, aangezien thans
neg niet valt te zeggen of ter zake iets ontvangen zal worden.
Garantie-uitkering uit het gemeentefondsbedoeld in artikel VII der wet van 13 Juli 1948
(si 307)
Wegens garantie-uitkering mag worden geraamd het verschil tussen het voorheen ter
zake van de formule-uitkering en de uitkering per inwoner uit het gemeentefonds ontvangen
bedrag en het totaal van de nieuwe algemene uitkering en de belasting-uitkering.
Over 1947 is aan formule-uitkering ontvangen 529.514,
Wegens uitkering per inwoner berekend naar 2,82 - 205.652,52
35 33 33 33 3,75 - 284.490,
Totaal1.019.656,52
Geraamd is wegens
algemene uitkeringƒ1.758.906,17
belasting uitkering 169.250,—
ƒ1.928.156,17
De gemeente komt derhalve voor een garantie-uitkering niet in aanmerking.
189 Uitkering uit het gemeentefondsbedoeld in artikel 2, onder d, van de wet van 15 Juli ig2g
(S 388), sedert gewijzigd (bijzondere uitkering)
Begroting
1946
1947
1948 - 426.400
1949 - 511.680
1950 - 399.000
Rekening
1946
1947 -
1948 - 469.040,—
48
1950.
XII, 2, XIII, 1, 2. 189—191. INKOMSTEN
Blijkens brief van de Minister van Binnenlandse Zaken van 1 Maart 1949, nr 23976,
Afd. B.B., Bur. Fin., is de bijzondere uitkering bepaald op 332.500,Krachtens het
hiervoor onder volgnummer 187 aangehaalde rondschrijven van de Minister van Binnen
landse Zaken kan dit bedrag voor 1950 worden gesteld op 120 van het basisbedrag 1948
en mitsdien worden geraamd op 399.000,
Onderdeel b van dit volgnummer wordt voor memorie uitgetrokken.
Zie de ter zake gegeven toelichting onder volgnummer 187.
HOOFDSTUK XIII.
Bedrijven.
1. Electriciteitbedrijf.
190 Uitkering van het bedrijf wegens: 319.057,99
a. rentef 21.197,35
b. aflossing 56.862,86
c. annuïteiten3
d. retributie3
e. batig saldo211.285,36
kosten van verzekering, pensionnering, enz., van ambtenaren en
beambten (zie Hoofdstuk II, volgnummer 11)- 29.712,42
g. andere grondslagenmemorie
319.057,99
Vergelijk de bedrijfsbegroting.
Zie ook volgno. 77.
2. Grondbedrijf.
191 Uitkering van het bedrijf wegens: f 500.673,19
a. rente143.541,82
b. aflossing272.108,20
c. annuïteiten1.442,01
d. retributie3
e. batig saldo83.581,16
kosten van verzekering, pensionnering, enz., van ambtenaren en beambten -
g. andere grondslagen3
Vergelijk de bedrijfsbegroting. 500.673,19
Zie ook volgno. 77.
e. Het batig saldo is te specificeren als volgt:
winst erfpachtsgronden83.880 16
verlies cultuurgronden- 299,
f 83.581,16
49