gehoord" soe spr. wolle, dat der kaem to stean: „in
overeenstemming met de bedoelde commissie
en de commissie voor het markt- en havenwezen en
het openbaar slachthuis." Spr. leaut, dat de lêstneam-
de kommisje der yn elts gefal ek noch wol hwat stim
yn hawwe mei. De redaksje fan dit ünderdiel foldocht
spr. dus net en hy soe B. en W. forsykje wolle, dizze
to wizigjen yn de troch him bidoelde sin.
De hear Pols (weth.) kin net folie nijs oer dizze saek
sizze. Hja leit eigentlik hielendal op it terrein fan de
foroardering en dér is ek wer in kommisje foar. Spr.
kin wol sizze, dat it hastich gean moast. B. en W.
hawwe de kommisje foar de beurs en waech net heard,
mar dizze fakminsken binne by harren kommen en hja
hawwe it ütstel dien om de beurs op de woansdei foar
krysttiid net iepen to halden en op it ütstel fan sa'n
deskundige kommisje moasten B. en W. wol yngean.
Mar neffens de foroardering koe dit net. Nou seit de
hear Santema, dat der ek oerliz fierd wurde moat mei
de riedskommisje foar „het markt- en havenwezen en
het openbaar slachthuis". As dêr tiid foar is, hawwe
B. en W. der gjin biswier tsjin. Mar men moat wol
bitinke, dat de „beurs- en waagcommissie" de des
kundige kommisje is en dat de kommisje fan bystan
net direkt üt deskundigen gearstald is. It koe dochs net
sa wêze, dat doe't de „beurs- en waagcommissie" ta
har ütstel kaem, de kommisje fan bystan foar „het
markt- en havenwezen en het openbaar slachthuis" sein
hawwe soe: „Né, dat moatte Jimme net dwaen".
Spr. leaut net, dat men de saek omslachtiger meitsje
moat. As deskundigen in forsiik lyk as dit dogge, dan
moat men mar mei harren meigean. Fierders is dit in
saek fan foroardering.
De Voorzitter zou, met goedvinden van de heer Pols,
het volgende aan diens woorden willen toevoegen:
De raadscommissie is een commissie van bijstand
aan B. en W. en heeft tot taak om o.a. bij zaken als
vaststelling of wijziging van een verordening dus
als het geldt het bepalen van algemene regelen
B. en W. te adviseren.
De gebruikelijke gang van zaken is in dit geval ook
correct gevolgd. Het ging hier over een aanvulling van
de verordening en dus hebben B. en W. de raadscom
missie volledig erkend door de leden te vragen, of ze
akkoord konden gaan met het voorstel, dat B. en W.
aan de raad dachten te doen.
De positie van de beurs- en waagcommissie is iets
anders. Deze commissie heeft in de verordening, rege
lende het gebruik van de beurs en de waag (art. 26),
van de raad zelf een bepaalde positie gekregen, n.l.
om B. en W. over zekere zaken te adviseren. In
art. 25 staat: „Voor de beurs en waag bestaat eene
commissie van vijf personen," enz., waarna in art. 26
de taak van deze commissie aldus wordt omschreven:
„De beurs- en waagcommissie zendt aan Burgemeester
en Wethouders zoodanige berichten en doet hun zoo
danige voorstellen, als zij in het belang der beurs en
waag noodig acht.
Door Burgemeester en Wethouders kan aan de beurs
en waagcommissie de uitvoering van werkzaamheden,
beurs en waag betreffende, worden opgedragen.
De beurs- en waagcommissie verleent het college
van Burgemeester en Wethouders desgevraagd advies
omtrent alle punten, beurs en waag betreffende.
Burgemeester en Wethouders kunnen bepalen, dat de
beurs- en waagmeester in door hen te bepalen gevallen
met deze commissie overleg pleegt. Bij verschil van
meening tusschen de commissie en den beurs- en waag
meester beslist het college van Burgemeester en Wet
houders of het door dit aan te wijzen lid van dit college".
Dus de positie van de beurs- en waagcommissie, die
door de raad zelf bij het vaststellen van deze verordening
aan die commissie gegeven is, is uitsluitend die van
adviserend lichaam. En als de heer Santema dus verder
wil gaan dan B. en W. voorstellen spr. heeft be
grepen, dat hij in plaats van „de in art. 25 bedoelde com
missie gehoord" wil lezen: „in overeenstemming met
de gevoelens van de in art. 25 bedoelde commissie" enz.,
dan geeft hij een uitbreiding aan de bevoegdheden
van die commissie t.a.v. een incidenteel en onderge
schikt geval en in afwijking dus van de taak van deze
commissie, zoals de raad die zelf geregeld heeft.
Spr. gelooft, dat hij van zijn kant de raad stellig
het door de heer Santema voorgestelde moet ontraden.
Bij de vaststelling en wijziging van de verordening
wordt door B. en W. deze keer ook en terecht de
raadscommissie van bijstand ingeschakeld. Daar het
hier gaat over het treffen van een regeling voor een
ondergeschikt punt, willen B. en W. de beurs- en waag
commissie inschakelen krachtens haar eigen taak als
deskundige commissie, zoals de wethouder terecht heeft
gezegd: als deskundige commissie op dit speciale ter
rein, n.l. in de zin van een louter adviserend lichaam.
Spr. zou willen herhalen, dat het bepaald onjuist is,
om in incidentele gevallen als het ondeidiavige die taak
plotseling, zij het in geringe mate, tot een taak van
medezeggenschap te verklaren. Dat kan bepaald niet
de taak van de beurs- en waagcommissie zijn.
Spr. wil de raad dus de gedachte van de heer Santema
ontraden.
De hear Santema is nei dizze ütliz fan bitinken for-
oare. Hy leaut, dat hy better neilitte kin om de troch
him bidoelde wiziging üt to stellen, omdat hy üt de
wurden fan de Foarsitter fornommen hat, dat it dochs
wol yn de bidoeling leit, om ek yn de takomst yn ge
tallen as dit de riedskommisje to rieplachtsjen. Dêr giet
it by spr. om en dêrom lükt hy syn wurden, yn earste
ynstansje ütsprutsen, yn.
De heer W. M. de Jong gelooft wel, dat er een klein
misverstand kan ontstaan, omdat, in tegenstelling tot
het voorstel i.z. het schakelstation aan de Voltastraat,
waarin vermeld is, dat de commissie voor de energie
bedrijven is geraadpleegd, een soortgelijke passage in
dit voorstel ontbreekt.
Voor spr.'s besef is dit een niet zeer belangrijk voor
stel, maar hij vindt toch, dat in het vervolg wel uit
dergelijke voorstellen moet blijken, dat de commissie
voor het markt- en havenwezen en het openbaar slacht
huis is geraadpleegd.
De Voorzitter kan het wel met de heer W. M. de Jong
eens zijn, dat wat hij zegt eigenlijk in de raadsbrief
vermeld had kunnen staan. Maar deze zal ook wel
hebben begrepen, dat dit voorstel in heel grote haast
tot stand is gekomen en daaruit is die omissie te
verklaren.
En om nog even tot de heer Santema terug te keren,
die aanneemt, dat in het vervolg de raadscommissie
zal worden geraadpleegd, moet spr. mededelen, om elk
misverstand in de toekomst te vermijden, dat B. en W.
hiertoe niet bereid zijn en dit niet kunnen t.a.v. zaken
als openstelling van de beurs. Dit zijn zaken van uit
voering. In gevallen, waarin B. en W. de positie van
de beurs- en waagcommissie moeten erkennen, zal
deze commissie moeten worden gehoord. Deze heeft
echter niet een taak van medezeggenschap.
Spr. gelooft, dat hiermede deze zaak wel duidelijk is.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Ontslag hoofdleidster van de gemeentelijke kleuterschool "De Nachtegaal".
Bijlage no. 1. Leeuwarden, 7 januari 1958.
Aan de Gemeenteraad.
Blijkens het bij de stukken overgelegd schrijven d.d. 23 december 1957
verzoekt de hoofdleidster van de gemeentelijke kleuterschool "De Nachtegaal",
mw. S. Bloemsma-Bakkereervol ontslag als zodanig, in verband met de uit
slag van een geneeskundig onderzoek, ingesteld vanwege de Pensioenraad.
Wij stellen U voor het gevraagde ontslag eervol te verlenen met in
gang van 1 februari 1958.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
A.M.M, van der Meulen, Burgemeester
de Jong, Secretaris.
Verzonden 15 januari 1958.