t'
4. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, mits van
de trap de bijdrage tot brandvoortplanting, als bedoeld in NEN 3883,
uitgave 1975» niet meer bedraagt dan volgens klasse 4, en de moge
lijkheden van ontvluchting bij brand langs een andere weg dan over de
trap voldoende zijn verzekerd.
Artikel XXITT.
Van artikel 211 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Verloop en doorsnede van rookkanalen.
1 Rookkanalen voor natuurlijke afvoer van verbrandingsgassen moeten
een verticaal verloop hebben.
Niet van toepassing is deze eis op rookkanalen die geen deel uitma
ken van gecombineerde rookkanalen alsmede op het hoofdkanaal van een
gecombineerd rookkanaal boven de uitmonding van het bovenste neven
kanaal, mits de versleping geen grotere afwijking dan 30° van de ver
ticaal heeft.
2. In de in lid 1 bedoelde rookkanalen mogen geen plotselinge verwij
dingen of vernauwingen voorkomen. De uitmonding van een nevenkanaal
in een hoofdkanaal moet een vloeiend verloop hebben.
3« De doorsnede van rookkanalen die geen deel uitmaken van gecombineerde
rookkanalen, moet ten minste 1,5 dm^ bedragen, met dien verstande dat
de doorsnede 1,2 dm^ mag bedragen bij gladde uitvoering van de wanden
en ronde vorm van de doorsnede. De kleinste afmeting van de doorsnede
mag niet kleiner zyn dan 100 mm en niet kleiner dan 13 van de groot
ste afmeting.
4. Het hoofdkanaal van gecombineerde rookkanalen moet direct boven de
uitmonding van een nevenkanaal een doorsnede hebben van ten minste n
dm^-Hierin is n het aantal nevenkanalen dat beneden de beschouwde door
snede in het hoofdkanaal uitmondt. Het hoofdkanaal mag nergens nauwer
zyn dan een nevenkanaal. De doorsnede van het deel van het hoofdkanaal,
waarin zich een stookgat bevindt, mag niet minder dan 1,5 dm2 bedragen.
5. De doorsnede van een nevenkanaal van gecombineerde rookkanalen moet ten
minste 1 dm^ bedragen.
6. Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot:
a. het verloop en de doorsnede van rookkanalen, indien de verbrandings
gassen mechanisch worden afgevoerd;
b. de beperking van geluidhinder, indien de verbrandingsgassen mecha
nisch worden afgevoerd;
cde doorsnede van rookkanalen voor natuurlijke afvoer van verbrandings
gassen, indien de belasting van de er op aangesloten toestellen
daartoe aanleiding geeft.
Artikel XXIV.
Van artikel 212 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Uitmonding van rookkanalen.
1Een rookkanaal moet ten opzichte van het dak waar het doorheen is ge
voerd op een zodanige plaats uitmonden dat de goede werking ervan niet
door het dak wordt belemmerd. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan
indien:
a. de plaats van uitmonding van een rookkanaal, dat bestemd is voor de
natuurlijke afvoer van verbrandingsgassen, is gelegen in de gebieden
van vrije uitmonding, zoals aangegeven in de figuren 1 t/m 6;
b. de plaats van uitmonding van een rookkanaal, dat bestemd is voor me
chanische afvoer van verbrandingsgassen, ten minste 0,5 m boven het
dakvlak is gelegen.
- 7 -
2. Een rookkanaal moet ten opzichte van andere daken dan het in lid 1 be
doelde en ten opzichte van nabijgelegen gebouwen op een zodanige plaats
uitmonden dat de goede werking ervan niet door die daken of gebouwen
wordt belemmerd.
Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de plaats van uitmon
ding van een rookkanaal, dat bestemd is voor de natuurlijke afvoer van
verbrandingsgassen, gelegen is in een van de daarvoor bestemde gebie
den, zoals aangegeven in figuur 7-
3. Een rookkanaal moet ten opzichte van nabijgelegen gebouwen op een zoda
nige plaats uitmonden, dat voor de gebruikers van die gebouwen geen
hinder is te verwachten van de afgevoerde verbrandingsgassen. Aan deze
eis wordt geacht te zijn voldaan indien:
a. de plaats van uitmonding gelegen is in het bij die nabij gelegen gebou
wen behorende gebied van vrije uitmonding, zoals aangegeven in fig. 7;
b. de plaats van uitmonding gelegen is in het bij die nabijgelegen ge
bouwen behorende gebied waarin slechts een uitmonding is toegestaan
met een kap, zoals aangegeven in figuur 7> en de afstand tot een
deur, een beweegbaar raam, of een ventilatie-opening van die gebou
wen ten minste 15 m bedraagt.
4» Nadere eisen kunnen worden gesteld aan de plaats van uitmonding van
rookkanalen indien de goede werking ervan verhinderd wordt, dan wel
hinder voor de omgeving te verwachten is als gevolg van:
a. de vorm van het gebouw waarop het kanaal is aangebracht;
b. op, aan of nabij het gebouw aanwezige bouwsel of andere objecten;
c. de bestemming van de omringende bebouwing;
d. de aard en de belasting van het (de) op het kanaal aangesloten toe
stel (len)
Figuren 1 t/m 6. Plaats van uitmonding van rookkanalen t.o.v. het eigen dakvlak.
vrije uitmonding
(p 16) m
0,5 m geen uitmonding
PTT
figuur 1
vrije uitmonding