Het desbetreffende rapport is voor U ter inzage gelegd. Overigens merken wij op, dat aan de stroom klachten een abrupt einde is gekomen na de zit ting van de Raad van State. Ter zitting van de Raad van State is van gemeentezijde het gemeente lijk beleid nogmaals uiteengezet, waarbij erop is gewezen dat het aantal taxivergunningen in verhouding tot andere steden in Leeuwarden betrekkelijk hoog is en dat het gemeentelijk beleid er in eerste instantie op is gericht uitbreiding van het aantal taxi's te doen plaatsvinden bij de bedrijven die samenwerken in de Leeuwarder Taxicentrale. Op 20 april 1979 heeft de af deling Rechtspraak van de Raad van State het beroep van de heer Drent onge grond verklaard. Uit de overwegingen van de desbetreffende uitspraak blijkt, dat ook de Raad van State het gemeentelijke beleid ten aanzien van het ver lenen van taxivergunningen redelijk acht. De heer Drent beklaagt zich erover dat de door hem naar de zitting van de afdeling Rechtspraak meegebrachte getuigen niet zijn gehoord. Afgezien van het feit, dat de beoordeling van de procedure voor rechterlijke colle ges zeer zeker niet tot de competentie van het gemeentebestuur behoort, brengen wij onder Uw aandacht, dat de betreffende getuigen niet zijn ge hoord, omdat zij niet tijdig bij de afdeling waren aangemeld. Op de overige opmerkingen van de heer Drent hebben wij het volgende commentaar. Het is, zolang het taxibedrijf wordt uitgepefend door particu liere ondernemingen niet mogelijk het taxibestand af te stemmen op de hoog ste pieken in de vraag naar taxivervoer. In een aantal gevallen zal een ze kere wachttijd derhalve onvermijdelijk zijn. Ter zitting van de Raad van State hebben wij reeds aangevoerd dat het aantal vergunningen recentelijk met vijf was verhoogd. Onlangs hebben wij nogmaals vijf vergunningen afge geven, waardoor het mogelijk wordt een aantal busjes in te zetten voor het vervoer van grotere aantallen personen. Wij zijn dan ook nog steeds van mening, dat de taxicentrale op adequate wijze inspeelt op de behoefte aan taxivervoer. Wanneer mocht blijken dat aan een verdere uitbreiding van het taxibestand behoefte bestaat, zullen wij eerst met de centrale in overleg treden over uitbreiding in het kader van de aan haar deelnemende bedrijven. De opmerkingen over onjuiste arbeidsomstandigheden worden door de heer Drent gestaafd met gegevens welke kennelijk zijn verkregen door het af luisteren van de mobilofoon—installatie van de taxicentrale. In de taxi-adviescommissie, waarin een vertegenwoordiger van de werk nemers zitting heeft, is afgesproken, dat deze vertegenwoordiger zou na gaan of er inderdaad klachten over de arbeidsomstandigheden waren. Hiervan is tot op heden niets gebleken. Overigens zijn wij van mening, dat er voor het onderkennen en oplossen van problemen met betrekking tot ar beidsomstandigheden meer geëigende methoden zijn dan het afluisteren van een mobilofoon-installatie. Tenslotte merken wij voor de goede orde nog op, dat ons college de bevoegde instantie is met betrekking tot het verlenen van een bedrijfsver- gunning ingevolge de Wet Autovervoer Personen. De heer Drent heeft inmid dels een nieuwe aanvraag om een bedrijfsvergunning bij ons ingediend. Voorgesteld wordt betrokkene van het bovenstaande in kennis te stellen. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. W.J.G. Reumer Secretaris. Distributie-planologisch onderzoek. Bijlage no. 598 Leeuwarden, 6 september 1979. Aan de gemeenteraad. De behoefte aan een goed inzicht in het detailhandelsgebeuren in de gemeente is - ook in Uw raad - reeds meermalen ter sprake gekomen. Hierbij is gewezen op het belang en de noodzaak van een op korte termijn uit te voeren distributie-planologisch onderzoek voor de gehele gemeente. De rol, die de gemeente op het gebied van de distributieve voor zieningen speelt, is de laatste decennia steeds groter geworden. De ont wikkeling van het buurtwinkeltje naar de moderne supermarkten en ander soortige grootschalige detailhandelsvestigingen roept, naast sociaal- economische ook planologische problemen op. Voor deze laatste problema tiek dient de gemeente primair oplossingen aan te dragen. Hierbij valt met name te denken aan de bereikbaarheid van het distributie-apparaat en de parkeerproblemen. Bij het ontwikkelen van structuur- en bestemmings plannen moet hiermee rekening worden gehouden. Tevens moet de gemeente zorg dragen voor de mogelijkheid van een optimale spreiding van de dis tributieve voorzieningen. Hierbij dient vanzelfsprekend gelet te worden op een kwalitatief goed voorzieningenniveau en op de ontwikkelingen in de detailhandelssector. Het is in dit licht gezien dat ten behoeve van de voorbereiding van streek-, structuur- en bestemmingsplannen door de rijksoverheid via een wijziging in het besluit op de ruimtelijke ordening als nieuwe verplich ting is opgenomen, dat "ten behoeve van de voorbereiding van een ontwerp voor een structuurplan bovendien een distributie-planologisch onderzoek plaatsvindt. Een overeenkomstige verplichting geldt ten aanzien van be stemmingsplannen, indien in het plangebied of de daaraan grenzende ge bieden distributieve voorzieningen voorkomen, of in het bestemmingsplan distributieve voorzieningen zullen worden opgenomen". Nadat een dergelijk distributie-planologisch onderzoek is gereed ge komen, kan de gemeente zorg dragen voor een regelmatige actualisering van gegevens, zodat ten behoeve van toekomstige bestemmingsplannen niet steeds een volledig onderzoek behoeft te worden verricht. Een distributie-planologisch onderzoek geeft de gemeente een instru ment in handen dat het mogelijk maakt beleidsmatige antwoorden te geven op een aantal ontwikkelingen in de detailhandelssector die ingrijpen in het stedelijk gebeuren. De vragen, die deze ontwikkelingen op het plano logisch terrein oproepen zijn velerlei. Welk planologisch beleid is be drijfseconomisch gezien nog haalbaar? Hoe groot dient het hoofdwinkel centrum c.q. een wijkwinkelcentrum te zijn? Welke mogelijkheden zijn er voor het handhaven van buurtwinkeltjes in de oude stadswijken? Op welke wijze kan de centrumpositie van Leeuwarden op het gebied van de winkel voorziening het beste worden gehandhaaft en versterkt? Welk beleid dient er ten aanzien van'perifere vestigingen te worden voorgestaan? Al dit soort vragen met betrekking tot distributieve voorzieningen zijn uiteraard niet van de laatste tijd. In het verleden werd getracht hierop - althans voor een deel - antwoorden te vinden via kleine en ge richte onderzoeken. Daarbij bleek evenwel telkens weer dat het inzicht in het totaal gebeuren op het gebied van distributieve voorzieningen node gemist wordt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1979 | | pagina 206