No. 12955
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN 5
Beschikkende op het beroep, ingesteld door O.de Vries te
Leeuwarden tegen het besluit van Burgemeester en Wethouders van
26 juni 1979» no. B 278/79» waarbij vergunning is geweigerd voor
het maken van een afdakje en het plaatsen van een pergola op het
perceel Jan van Scorelstraat 15alhier, kadastraal bekend gemeente
Huizum, sectie A, nr. 2472;
Overwegende, dat Burgemeester en Wethouders bij hun evenver-
meld besluit hebben overwogen, dat ingevolge het bepaalde in artikel
34 van de Bouwverordening het uiterlijk en de plaatsing van een
bouwwerk zodanig moeten zijn, dat het bouwwerk zowel op zichzelf
als in verband met de bestaande omgeving of de te verwacnten ontwik
keling daarvan voldoet aan redelijke eisen van welstand; dat zij
van oordeel zijn, dat het beoogde afdakje -gelet op de vorm en
afmetingen hiervan- de architectonische eenheid van het blok woningen,
waarvan de onderhavige woning deel uitmaakt, zal verstoren, zodat
het geheel niet zal beantwoorden aan redelijke eisen van welstand;
dat de gevraagde pergola is geprojecteerd vóór de ter plaatse geldende
voorgelvelrooilijn, hetgeen op grond van artikel 40 van de Bouwver
ordening niet is toegestaan; dat artikel 42 onder 1 van de Bouwver
ordening de mogelijkheid biedt vrijstelling van het verood tot over
schrijding van de voorgevelrooilijn te verlenen ten behoeve van
bouwwerken geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en oestemming op
een voor de voorgevelrooilijn gelegen erf toelaatbaar zijn; dat zij
van oordeel zijn, dat de verlangde pergola van negatieve invloed zaï
zijn op het straatbeeld waarin de desbetreffende woning zich bevindt,
omdat hierdoor het open karakter van het straatbeeld wordt aangetast;
dat het verlenen van vrijstelling van vorenbedoeld verood dan ook
onjuist moet worden geacht;
dat appellant in beroep aanvoert, dat bedoelde pergola en afdakje
naar zijn mening niet storend zijn voor het straatbeeld, doch het
saaie straatbeeld juist zullen verbreken; dat voorts gewezen wordt
op de tegenwoordige opvatting omtrent het bouwen dat erop gericht
is het straatbeeld niet te eenzijdig te doen worden; dat mede gelet
op een ander afdakje en pergola in dezelfde straat en het feit dat
de naaste en tegenovergelegen bewoners geen enkel bezwaar hebben
tegen bouwwijze en constructie het geheel naar zijn mening zal vol
doen aan redelijke eisen van welstand; dat hij derhalve verzoekt om
alsnog vrijstelling te verlenen van het verbod tot overschrijding
van de voorgevelrooilijn en eventueel met veranderde hoogten en
afmetingen de gevraagde vergunning te verlenen;
Overwegende, dat ingevolge het bepaalde in artikel 48, eerste
lid, onder a, van de Woningwet een bouwvergunning slechts mag en kan
worden geweigerd indien het bouwplan niet zou voldoen aan de Bouw
verordening;
dat het bouwplan strekt tot het maken van een afdakje en het
plaatsen van een pergola op het perceel Jan van Scorelstraat 15,
alhier
dat uit het verhandelde in de vergadering van de Commissie
van advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverordening
blijkt, dat appellant heeft bevestigd dat hij bereid is omtrent de
vorm en afmetingen van het afdakje nader overleg te plegen;
dat uit de aanvraag blijkt, dat het te bezigen materiaal aan
sluit bij dat van de bestaande woning;
dat hij van oordeel is, dat indien tevens wordt voorgeschreven,
dat omtrent de vorm en afmetingen van het afdakje nader overleg moet
worden gepleegd met de directeur van het Bouw- en Woningtoezicht
het welstandsaspect niet zodanig zal worden geschaad, dat de belangen
van appellant hiervoor zouden moeten wijken;