In dit ontwerp-bestemmingsplan is toepassing gegeven aan artikel 13 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarbij een begrenzing is aangegeven van de
gronden ten aanzien waarvan de verwerkelijking in de naaste toekomst noodzake
lijk moet worden geacht.. Hiermede is een basis gelegd om een versnelde onteige
ningsprocedure te volgen. Hiervan zal slechts gebruik behoeven te worden gemaalt,
indien niet op minnelijke wijze tot overeenstemming zou kunnen worden gekomen
omtrent de aankoop van de nodige percelen. De direkteur Grondbedrijf heeft op
dracht om met reclamant hierover tot overeenstemming te komen. Wij vermelden
hierbij, dat de huidige woning van reclamant buiten de aangewezen begrenzing is
gelaten, zodat de woonfunktie kan worden gehandhaafd. Zoals bekend biedt de
Onteigeningswet de mogelijkheid om zonder specifieke wet vooraf (een zgn. nuts-
wet) te onteigenen ter uitvoering van een rechtsgeldig bestemmingsplan. In een
dergelijk geval behoeft het onteigeningsbes luit slechts te worden goedgekeurd
door de Kroon. Het op dit punt betrekking hebbende bezwaar moet dan ook onge
grond worden geacht. Het bezwaar van reclamant dat hij niet bij afzonderlijke
kennisgeving van de tervisielegging van het ontwerp-plan op de hoogte is ge
bracht is ongegrond, omdat deze kennisgeving wel heeft plaatsgevonden, namelijk
bij brief van 22 augustus 1979 nr. 11779. De overige opmerkingen van reclamant
richten zich niet tegen het bestemmingsplan alszodanig, doch raken het overleg
tussen het bestuur van hetdorpsbelang, de gemeente en hemzelf. Alvorens voor
noemd bestuur een standpunt heeft bepaald is overleg gevoerd met de betrokken
bevolking. Uiteraard legt het ingenomen standpunt gezien de aard van dit overleg
geen verplichtingen op aan derden. Afgezien hiervan geeft de Wet op de Ruimte
lijke Ordening een ieder de mogelijkheid om bezwaren tegen het ontwerp-plan na^r
voren te brengen. Van deze mogelijkheid heeft reclamant gebruik gemaakt, zodat
hij in dit opzicht in geen enkel belang is geschaad. Aan deze opmerkingen kan in
het kader van dit bestemmingsplan dan ook verder worden voorbijgegaan.
Onder verwijzing naar de voor U ter inzage gelegde stukken en onder medede
ling, dat de commissie voor de Ruimtelijke Ordening is gehoord, stellen wij U
voor te besluiten overeenkomstig het bijgevoegde concept-besluit.
Burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
W.J.G. Reumer Secretaris.
Mo. 19169
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Overwegende, dat het gewenst is om tot vaststelling van het bestemmingsplan
Hempens" over te gaan;
dat het ontwerp voor het bestemmingsplan vergezeld van een toelichting met
ingang van 30 augustus 1979 gedurende een maand ter gemeente-secretarie voor een
ieder ter inzage heeft gelegen;
dat binnen de in de Wet op de Ruimtelijke Ordening voorgeschreven termijn
een bezwaarschrift is ontvangen van de heer'TjMellema, Skoalledyk 20 te Hempens;
dat hij onder het overnemen van de motivering zoals weergegeven in het
lierna omschreven voorstel van Burgemeester en Wethouders van oordeel is, dat de
aangevoerde bezwaren ongegrond dienen te worden verklaard
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 21 december 1979
bijlage nr. 26) en gezien zijn besluit van 10 december 1979, nr. 17690 waar-
jij de beslissing omtrent de vaststelling is verdaagd met drie maanden;
gelet op de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het Besluit op de Ruimtelijke
trdening
BESLUIT:
de bezwaren van de heer TjMellema, voornoemd, ongegrond te verklaren on
der overneming van de motivering welke in het genoemde voorstel van Burge
meester en Wethouders is vervat;
vast te stellen het bestemmingsplan "Hempens", zoals dit is vervat in de bij
dit besluit behorende:
a. kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemming van de in het plan
begrepen grond wordt aangegeven;
b. voorschriften omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden en
van de zich daarop bevindende opstallen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
- 2 -