- 6 -
2. In afwijking van het vorige lid bedraagt het pensioen van de weduwe
van hem die overlijdt:
a. als wethouder voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar;
vijf zevende gedeelte van het pensioen waarop dit lid aanspraak
zou hebben kunnen maken, indien hij het wethouderschap tot het
bereiken van evengenoemde leeftijd zou hebben bekleed;
b. als gewezen wethouder in de periode waarin hij recht op uitkering
heeft; vijf zevende gedeelte van het pensioen waarop het gewezen
lid aanspraak zou hebben kunnen maken, indien hij tot het bereiken
van de leeftijd van 65 jaar recht op uitkering zou hebben gehad,
met dien verstande dat voor de berekening van het pensioen de
diensttijd wordt doorgeteld naar de mate van meetelling van dienst
tijd op de dag van overlijden.
3. Indien wegens een zelfde sterfgeval voor een weduwe recht ontstaat
op meer dan een weduwenpensioen krachtens of op de voet van de Alge
mene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt op grond van artikel
145» lid 2, van deze wet tijd, die voor de berekening van meer dan
een van die pensioenen meetelt en niet daadwerkelijk gelijktijdig in
de verschillende ambten is doorgebracht, slechts meegeteld voor de
berekening van het pensioen waarbij die tijd het hoogste bedrag op
levert.
P. De tweede volzin van artikel 23 wordt gelezen:
Daarbij wordt uitsluitend de voor pensioen in aanmerking komende dienst
tijd van de wethouder, de gewezen wethouder of de gepensioneerde wet
houder in aanmerking genomen, die gelegen is voor het tijdstip van diens
overlijden.
Q. Artikel 24 wordt gelezen:
1. Het wezenpensioen bedraagt:
a. voor elk kind wiens moeder aan het overlijden van de vader onder
scheidenlijk wiens vader aan het overlijden van de moeder recht
op pensioen ontleent; een zevende gedeelte.
b. voor elk ander kind; twee zevende gedeelte van het pensioen van
de overledene, berekend overeenkomstig artikel 21.
2. Voor de toepassing van het vorige lid wordt onder moeder onderschei
denlijk vader tevens begrepen de echtgenote of echtgenoot van de
wethouder, gewezen wethouder of gepensioneerde wethouder, die op het
tijdstip van haar of zijn overlijden de pleegouderlijke zorg had
voor het kind, bedoeld in artikel
R0 Artikel 25 wordt gelezen:
1Het wezenpensioen wordt verhoogd tot twee zevende gedeelte van het
bedrag waarvan het is afgeleid, wanneer het weduwenpensioen of het
bijzonder weduwenpensioen van de moeder dan wel het weduwnaarspen
sioen van de vader wegens overlijden is geëindigd.
2. Wanneer het weduwenpensioen van de moeder krachtens artikel 23 we
gens hertrouwen opnieuw wordt vastgesteld, wordt het wezenpensioen
verhoogd met een bedrag, dat zich verhoudt tot het wezenpensioen als
het verschil tussen het weduwenpensioen vóór en na de toepassing
van artikel 23 zich verhoudt tot het weduwenpensioen vóór die toe
passing.
3. Voor de uitvoering van de voorgaande twee leden is artikel 24,
lid 2, van overeenkomstige toepassing.
- 7 -
S. Artikel 26, lid 1, wordt gelezen:
1. Het gezamenlijk bedrag aan weduwen-, bijzonder weduwen- en wezen
pensioen of aan wezenpensioen gaat het bedrag waarvan die pen
sioenen zijn afgeleid niet te boven.
T. Artikel 30, met de daarboven vermelde opschriften "Par. 1. Samenloop
pensioenen krachtens deze verordening" en "Grensbedrag pensioenen
wethouders" vervalt.
U. Artikel 31» het daarboven vermelde opschrift, vervalt.
V. a. Het opschrift van artikel 32 wordt gelezen:
Par. 1. Samenloop pensioenen krachtens deze verordening, onderling en
met andere pensioenen.
Grensbedrag eigen pensioenen
b. Artikel 32 wordt gelezen:
1Indien recht bestaat op meer dan een eigen pensioen krachtens of op
de voet van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, dan wel
naast e'én of meer zodanige pensioenen recht bestaat op een of meer
eigen pensioenen krachtens een andere regeling en het totaal van die
pensioenen meer bedraagt dan 121.187,wordt op grond van ar
tikel 154 juncto artikel 93 van genoemde wet elk krachtens deze ver
ordening toegekend eigen pensioen beperkt tot een zodanig gedeelte
(beperkingsbreuk) van evengenoemd bedrag als evenredig is aan de
verhouding waarin elk der krachtens deze verordening toegekende pen
sioenen staat tot het totaal van die pensioenen.
2. Indien het bedrag van één of meer van de in het vorige lid bedoelde
pensioenen bij berekening naar de maximaal in aanmerking komende
diensttijd hoger is of zou zijn dan 121.187,treedt op grond
van het in het vorige lid genoemde wetsartikel dat hogere bedrag
of het hoogste van die bedragen voor de toepassing van het vorige
lid in de plaats van 121.187,
Voor de in de vorige volzin bedoelde vergelijking worden de pen
sioenen aangepast overeenkomstig de regelen, bedoeld in artikel 157
van meergenoemde wet en daarmee overeenkomende artikelen in andere
pensioenwetten.
3. Het in de leden 1 en 2 genoemde bedrag wordt gewijzigd bij de rege
len, bedoeld in artikel 157 van de Algemene pensioenwet politieke
ambtsdragers.
4. Onder een pensioen krachtens een andere regeling wordt in dit artikel
verstaan een pensioen, een daarmee in aard overeenkomende uitkering,
alsmede een onderstand bij wijze van pensioen ten laste van het Rijk,
een provincie, gemeente of waterschap, van het Algemeen burgerlijk
pensioenfonds, van het Spoorwegpensioenfonds en van de Stichting
Administratie Indonesische pensioenen, dan wel ten laste van de Ne
derlandse Antillen of een publiekrechtelijk lichaam in dat land
of een door het openbaar gezag in e'e'n van deze landen ingesteld
fonds, met inbegrip van de daarop onder welke benaming ook verleen
de toeslagen en met uitzondering van een pensioen krachtens de Wet
buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947» H 313) en de Wet buiten
gewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1947»
H 420), van een uitkering krachtens de Wet uitkeringen vervolgings
slachtoffers 1940-1945» van een invaliditeitspensioen met de daarop