- 12 -
- 13 -
c. In lid 4 wordt in plaats van de woorden: "Het eerste lid vindt"
gelezen: De voorgaande leden vinden.
II. Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:
a. Lid 1 wordt gelezen:
1. Degene die krachtens deze verordening aan een overlijden recht op
pensioen ontleent, alsmede degene die aanspraak heeft op een voort
gezette uitkering als bedoeld in artikel 2a, lid 2, van wie inge
volge de in het vorige artikel genoemde wetten ter zake van dit
pensioen onderscheidenlijk van de voortgezette uitkering premie
wordt geheven, ontvangt van de gemeente een vergoeding.
b. In lid 2 wordt in plaats van "het bedrag van het pensioen" gelezen:
het bedrag van het pensioen onderscheidenlijk van de voortgezette
uitkering.
JJ. Artikel 56lid 4, onder b, wordt gelezen:
b. Ten gevolge van wettiging als bedoeld in artikel 214 of artikel 215
van het Burgerlijk Wetboek, dan wel door adoptie als bedoeld in ar
tikel 227 van dat Wetboek de staat van wettig kind heeft verkregen.
KK. In artikel 57, lid 1, worden de eerste drie volzinnen gelezen:
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een gepensioneerde wethou
der wordt aan diens weduwe, van wie hij niet duurzaam gescheiden leef
de, een uitkering toegekend ten bedrage van zijn pensioen over een tijd
vak van twee maanden (weduwenuitkering)De vorige volzin is van over
eenkomstige toepassing na het overlijden van een gepensioneerde vrouwe
lijke wethouder ten aanzien van haar weduwnaar(weduwnaarsuitkering 1
Bij ontstentenis van een weduwe of weduwnaar, van wie de overledene
niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering ten behoeve
van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen van de overledene,
of minderjarige kinderen waarover de overledene ten tijde van het over
lijden de pleegouderlijk zorg droeg.
LL. Artikel 70 wordt gewijzigd als volgt:
a. In lid 1eerste volzin, wordt na "artikel 65 bedoelde verordening"
ingevoegd: of op grond van lid 4«
b. Toegevoegd wordt een lid 4, luidende:
4. In afwijking van artikel 23 eindigt een ingevolge lid 1 opnieuw
toegekend weduwenpensioen, indien de weduwe hertrouwt met een man,
met wie zij vóór 1 januari 1966 reeds gehuwd is geweest, met ingang
van de maand volgende op die waarin zij hertrouwt.
ARTIKEL II. OVERGANGSBEPALINGEN
1Voor de toepassing van dit artikel en artikel III wordt verstaan onder:
a. oude verordening: de TJitkerings- en pensioenverordening wethouders
zoals deze luidde vóór de inwerkingtreding van de in artikel 1 ver
melde wijzigingen.
b. nieuwe verordening: de TJitkerings- en pensioenverordening wethou
ders zoals die bij inwerkingtreding van de onder a bedoelde wijzi
gingen is komen te luiden.
c. besluit: deze verordening.
d. tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit: het in artikel IV,
lid 1bedoelde tijdstip.
2. Uitkeringen, wegens algemene invaliditeit voortgezet op grond van ar
tikel 2a, lid 2, van de oude verordening worden, te rekenen van het
tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, geacht te zijn voort
gezet krachtens artikel 2a, lid 2, van de nieuwe verordening.
3. Uitkeringen die op grond van artikel 3, lid 1van de oude verordening
zijn berekend met inachtneming van de kindertoelage van belanghebbende,
worden met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit be
sluit herberekend met inachtneming van artikel 3» leden 1 en 2, van
de nieuwe verordening.
4. Uitkeringen, op grond van artikel 2, lid 1tweede volzin, van de ou
de verordening toegekend aan gewezen wethouders, die bij hun aftreden
minstens 50 jaar oud waren en minstens 10 dienstjaren hadden, worden,
indien zij lager zijn dan 60 percent van de in artikel 3» lid 1, van
de nieuwe verordening bedoelde, zo nodig overeenkomstig lid 7 van ge
noemd artikel aangepaste, berekeningsgrondslag, verhoogd tot 60 per
cent voor de na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit
resterende duur.
5. a. Uitkeringen, toegekend of toe te kennen uit hoofde van een aftreden
vóór 1 januari 1979 en onderhevig aan korting wegens inkomsten als
bedoeld in artikel 4 van de oude verordening, worden, voor zover
het recht op uitkering op genoemd tijdstip niet is vervallen, te re
kenen vanaf dat tijdstip herzien met inachtneming van artikel 4 van
de nieuwe verordening. Deze herziening leidt niet tot terugvordering
van betaalde uitkeringsbedragen of tot nabetalingen aan uitkeringen
over tijdvakken, liggende voor het tijdstip van inwerkingtreding
van dit besluit.
b. Ten aanzien van uitkeringen, toegekend of toe te kennen uit hoofde
van een aftreden voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit be
sluit, vindt het in artikel 15» lid 4» van de nieuwe verordening
bepaalde inzake meetellen van uitkeringstijd voor pensioen geen toe
passing.
6. Het bepaalde inzake het meetellen van uitkeringstijd voor weduwen- en
wezenpensioen in de artikelen 21, lid 2, en 24, lid 1, van de oude ver
ordening blijft van toepassing in de gevallen waarin het aftreden is
ingegaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.
7. De bepalingen inzake vergelding van diensttijd met 3,5 percent voor
pensioen, vervat in artikel 15 van de oude verordening, blijven van
toepassing ten aanzien van diensttijd, voorafgaande aan 1 januari 1979-
Yoor de vorming van de periode van vier jaren, bedoeld in artikel 15,
lid 1, van de nieuwe verordening, wordt de in de vorige volzin bedoel
de diensttijd mede in aanmerking genomen.
8. Ten aanzien van pensioenen waarop recht is ontstaan op een datum voor
het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit blijven de bepalin
gen van de oude verordening van toepassing.
9. Het bepaalde in de laatste volzin van artikel 2, lid 1, van de nieuwe
verordening inzake de verkorte minimumduur van de uitkering is niet
van toepassing op degenen, die op het tijdstip van inwerkingtreding
van dit besluit wethouder zijn.