- 2 -
Op 21 april 1979 heeft Bouma B.V. ons college alsnog schriftelijk
verzocht, een deel van meergenoemd magazijn in te richten als toonzaal
met het verzoek aldaar detailhandel te mogen verrichten.
Bij het verzoek was een tekening gevoegd, waarop stond aangegeven welke
bouwkundige voorzieningen zouden worden getroffen.
Alvorens eventueel toepassing te geven aan meergenoemde procedure
tot het verlenen van de vereiste bouwvergunning, is advies ingewonnen
van de Rijksconsulent voor Handel, Ambacht en Diensten en van de Kamer
van Koophandel. Beide instanties bleken afwijzend te staan tegenover
het verzoek van Bouma B.V. Inmiddels was besloten, tot het laten
verrichten van een distributieplanologisch onderzoek in onze gemeente.
Het resultaat hiervan kan ongeveer eind dit jaar bekend zijn.
Gezien vorenstaande negatieve adviezen en in aanmerking nemende,
dat binnen niet al te lange tijd de resultaten van genoemd onderzoek
bekend zijn, hebben wij Bouma B.V. schriftelijk bericht, dat wij, in
afwachting van de uitkomsten van het distributieplanologisch onderzoek,
niet bereid zijn medewerking te verlenen aan voornoemde procedure tot
het verkrijgen van de gevraagde vergunning.
Het vorenstaande is aan de hand van een ontwerp-preadvies in de
vergadering van de commissie voor de ruimtelijke ordening van 20 februar:
j.l. aan de orde gesteld. De commissie achtte het redelijk deze aan
gelegenheid, aan de hand van een nieuw verzoek van reclamante, opnieuw
in overweging te nemen. Het verzoek diende te worden beperkt tot
volumineuze goederen. Voorts stelde zij zich op het standpunt, dat bij
de betreffende instanties zoveel mogelijk getracht moet worden mede
werking voor het verzoek te verkrijgen.
Naar aanleiding hiervan hebben wij ons nogmaals over deze kwestie
beraden. Gelet op het advies van de commissie voor de ruimtelijke
ordening en de omstandigheid, dat uitdrukkelijk zal worden voorgeschreve:
dat de detailhandelactiviteiten van Bouma B.V. ter plaatse zich zullen
moeten beperken tot de verkoop van volumineuze goederen zoals koelkasten
wasmachines, grote keukenapparatuur en daarmede vergelijkbare goederen,
ligt het in ons voornemen alsnog toepassing te geven aan de procedure
ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en 50 lid 8 van de
Woningwet voor meergenoemd verbouwingsplan van Bouma B.V. van het pand
aan de Tijnjedijk.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
W.J.G. Reumer
Secretaris.
Verkoop gemeentepanden Westerplantage 32 t/m 40.
Bijlage no. 158. Leeuwarden, 26 maart 1980.
Aan de Gemeenteraad.
Naar aanleiding van ons voorstel van 29 november 1979 (bijlage
10. 536) om ten behoeve van de rehabilitatie van de gemeentepanden
V/esterplantage 32 t/m 40 een krediet beschikbaar te stellen hebben wij
toegezegd te zullen nagaan welke mogelijkheden er zijn om het finan-
iële risico van het niet tegen kostprijs kunnen verkopen van de panden
e beperken. Daarbij zou ook vooral aandacht worden besteed aan de
raag of rehabilitatie van alleen het casco van de panden tot de reële
ogelijkheden behoort. Naar aanleiding hiervan merken wij het volgende
op.
De Dienst Stadsontwikkeling heeft nagegaan welk bedrag van de te
erwachten rehabilitatiekosten moeten worden toegerekend aan het opknap-
en van het casco.
aar verwachting zal voor die kosten zeker een bedrag van 60% A 70%
oeten worden aangehouden. De reden van deze nogal hoge toerekening
s het feit dat het dak volledig zal moeten worden vernieuwd en dat
ovendien alle kozijnen aan vervanging toe zijn. Bovendien zullen de
anden met de nummers J>6 t/m 40 intern volledig gescheiden moeten worden,
voordat verkoop mogelijk is.
iervan uitgaande zijn wij van mening dat het financiële risico bij
edeeltelijke rehabilitatie even groot, zo niet groter is dan bij volledige
ehabilitatieWij menen dan ook dat deze gedachte niet voor uitvoering
n aanmerking komt. Inmiddels heeft ons een aantal verzoeken bereikt om
én van de panden te mogen kopen.
I ij de verkoop zou kunnen worden bedongen dat het pand binnen redelijke
termijn zou moeten zijn gerehabiliteerd. De door betrokkenen genoemde
prijzen zijn echter van dien aard dat de gemeente op de boekwaarde een
verlies zal moeten accepteren. Dit is dan ook de reden geweest dat wij
niet akkoord zijn gegaan met deze bedragen en een makelaar hebben verzocht
ons te adviseren ten aanzien van een reële verkoopprijs voor de 5 panden.
Jaarbij zou er van moeten worden uitgegaan dat de panden binnen 2 jaar
gerehabiliteerd moeten zijn, dat het totaalbeeld van het casco gehandhaafd
moet worden en dat de grond in erfpacht zal worden uitgegeven. Genoemde
makelaar heeft ons laten weten dat hij mogelijkheden ziet de panden met
inachtneming van deze voorwaarden in zijn geheel te verkopen voor
300.000,(kosten koper). Naar onze mening kan de waarde van de onder
grond van de 5 panden worden gesteld op 20.000,per pand, ofwel op
100.000,voor de 5 panden. Wij zijn van mening dat, ter beperking
van het risico van de gemeente, het aanbeveling verdient bedoelde makelaar
op te dragen voor genoemd bedrag van 300.000,en op de daarbij vermelde
voorwaarden de panden te koop aan te bieden. Onder mededeling dat de
Commissie voor het Woningbedrijf hiermede akkoord gaat, stellen wij U voor
te besluiten overeenkomstig bijgevoegd ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
W.J.G. Reumer
Secretaris.