Deze begrippen kunnen en mogen ruimer gehanteerd worden dan de juridische betekenis ervan. De hier bedoelde multifunctionaliteit is echter ook voor wat betreft het tijdstip moeilijk exact te omschrijven, enerzijds, zoals de nota opmerkt omdat dit aspect nog in ontwikkeling is en anderzijds, omdat vanuit het oogpunt van welstand de fase van stedebouwkundige planontwikkeling niet anders dan globaal en abstract kan zijn. Het gaat in de eerste plaats om een wederzijdse gedachtenuitwisseling en hierin past een vroegtijdig overleg. Op een gegeven moment zal er echter een afsluiting moeten plaatsvinden. Om nu de gehele bestemmingsplanprocedure niet onnodig langer te maken is uit praktische overwegingen gekozen voor het moment van het overleg. Dan zal in ieder geval het welstandscollege gelegenheid geboden moeten worden haar visie te geven. Onder vooroverleg moet niet alleen gedacht worden aan de formele fase van artikel 8 Besluit Ruimtelijke Ordening, maar evenzeer aan het offi cieuze overleg dat momenteel plaats vindt. Immers, de via de projectgewijze organisatie tot stand gekomen rapporten en structuurmodellen, die de basis gaan vormen voor het toekomstige bestemmingsplan, worden momenteel ook in het (officieuze) overleg gebracht. Deze rapporten en modellen zijn in feite niets anders dan schetsontwer pen, die nog voldoende ruimte laten voor inbreng van derden, zoals het Wel standscollege. Het grootste deel van de bestemmingsplannen komt momenteel langs deze weg van voorbereiding tot stand. Gelet op het bovenstaande en met name op het feit dat Welstandsbeoorde ling in deze fase globaal en abstract is en eerst goed tot uitdrukking dient te komen bij de concrete plannen voor de inrichting van de ruimte, welke mede aan de hand van het bestemmingsplan getoetst moeten worden, zijn wij van oor deel, dat thans volstaan dient te worden met het voorschrijven van een duide lijk aan te geven moment waarop het advies zeker ingewonnen dient te worden, in casu dat waarop het officiële en officieuze overleg geopend wordt. Sub bSubcommissies De meeste adviezen zijn eensluidend op het punt van de verdeling van het Welstandscollege in subcommissies. Gevreesd wordt, dat deze commissies los van elkaar een eigen "beleid" gaan voeren, waardoor een verbrokkeld beeld zal ontstaan. Voor de argumentatie, die ten grondslag ligt aan de gedachte om subcom missies in te stellen zij kortheidshalve verwezen naar onderdeel 3.8 van de nota. Ook daarin is reeds het gesignaleerde gevaar van een uiteenlopend wel- standsbeleid onderkend, reden waarom uitgegaan wordt van de gedachte dat minimaal de voorzitter, secretaris en de beide vaste adviseurs in al de te vormen subcommissies zitting hebben (zie onderdeel 3.9). Verder is aan de gehele Welstandscommissie nieuwe stijl een coördine rende taak toegedacht. Juist de noodzaak om specifieke deskundigen in te schakelen voor een werkterrein dat aan de door ons gedachte subcommissies is toegedacht en om reden van praktische uitvoerbaarheid zal naar onze mening de vorming van dergelijke subcommissies nodig en wenselijk maken. Om met de taak van het Welstandscollege nieuwe stijl de nodige ervaring op te doen en in de praktijk in de gewenste richting te laten ontwikkelen kunnen wij ons verenigen met de gedachte om de vorming van subcommissies in het begin achterwege te laten. De mogelijkheid om subcommissies te vormen dient daarentegen wel expliciet te worden opgenomen in de nieuw te ontwerpen Verordening. Sub cPositie van de niet-deskundige. Het overgrote deel van hen, die om advies zijn gevraagd gaan in op de gedachte in de nieuw te vormen commissie plaats in te ruimen voor "de ge bruiker", zonder dat er evenwel gesproken kan worden van een eensluidend standpunt - 3 - De in de nota gedane suggestie om een recht van aanbeveling toe te ken nen aan de Vrouwenadviescommissie biedt naar ons oordeel een goede mogelijk heid de moeilijk samen te vatten en te onderscheiden groep van gebruikers de gelegenheid te bieden de haar toegedachte rol te vervullen, zeker nu de VAC zich in het verleden reeds meermalen heeft bezig gehouden met het praktische gebruik van bouwwerken. Het gaat hierbij overigens niet om een specialistische deskundigheid op het terrein van de Welstand, maar om de mogelijkheid het ge bruiksaspect mede in de beoordeling te betrekken. In hoeverre de te leveren inbreng van deze kant gewaarborgd kan worden is naar ons oordeel niet in de herordening te regelen, doch hangt in de eerste plaats af van het te benoemen lid zelf. De overige opmerkingen die de om advies geraadpleegde instanties hebben geplaatst geven ons geen aanleiding tot een nadere standpuntbepaling c.q. dienen bij de nadere uitwerking betrokken te worden. Een nadere uitwerking, die naar ons oordeel in goed overleg met de huidige welstandsadviescommissie voorbereid dient te worden. Een belangrijk onderdeel van die uitwerking zal zijn het opstellen van kriteria die bij de welstandsbeoordeling in acht genomen dienen te worden. Bij de voor U ter inzage gelegde stukken treft U een tweetal voorbeelden aan. lit heeft overigens geen andere bedoeling dan het geven van een voorbeeld. Daarnaast verdient het o.i. uit een oogpunt van onafhankelijkheid van ie leden aanbeveling om bij benoemingsvoorstellen te bezien of er praktische aogelijkheden zijn ook andere architecten dan hen die werkzaam zijn in Leeu warden te benoemen. Bij de behandeling van het Beleidsplan 1981-1985 en de Begroting voor iet dienstjaar 1981 zullen U eveneens voorstellen worden gedaan om de finan ciële gevolgen van het in de nota weergegeven beleid, te ondervangen, zodat dit punt thans achterwege kan blijven. Gezien de voorgestelde organisatorische opzet van de Provinciale Friese Schoonheidscommissie, welke uitgaat van een regionalisering, hebben wij de onderhavige materie ook aan de orde gesteld in het dagelijks bestuur van de legio Friesland-Noord. De hier achterliggende gedachte betrof de vraag of ioor het niet meedoen van Leeuwarden de gedachte regionalisering geen door gang zou kunnen vinden en dit aanleiding zou kunnen vormen ons standpunt ter wille van de overige gemeenten in de regio te herzien. Uit het overleg is echter geenszins gebleken dat het participeren van Leeuwarden in de provin ciale commissie nieuwe stijl een voorwaarde is voor het welslagen van die jpzet. Tijdens dat overleg zijn ook geen andere overwegingen naar voren ge bracht, welke tot een standpuntherziening zouden moeten leiden. Nu het Welstandstoezicht een andere i.e. een ruimere taak is toegedacht, lie mede inspeelt op de in gang zijnde landelijke ontwikkelingen, achten wij het gewenst dat Leeuwarden zich (weer) aansluit bij de (landelijke) Federa tie Welstandstoezicht. Deze instelling waarbij het overgrote deel van de Wel standscolleges in Nederland is aangesloten, houdt zich met name bezig met het uitwisselen van wederzijdse ervaringen en het op de voet volgen en stimuleren wan ontwikkelingen. De hiermede gemoeid zijnde kosten, voor 1980 zouden deze 245,bedra gen, achten wij alleszins aanvaardbaar. Wij stellen U dan ook voor hiermee Ln te stemmen. Onder de mededeling dat de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is gehoord en met inachtneming van het bovenstaande geven wij U in overweging te beslui ten overeenkomstig bijgaand ontwerp. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. W.J.G. Reumer Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 232