de plaats en de taak van het welstandstoezicht binnen de huidige wettelij
ke regelingen;
de wijze waarop in Leeuwarden het welstandstoezicht is georganiseerd en
functioneert;
welke plaats kan het Welstandstoezicht in de toekomst innemen: openbaarheid,
multifunctionaliteit, toetsingscriteria, etc.;
de organisatorische consequenties van die wenselijk geachte toekomst;
het bestaan en de werkwijze van het "Oversticht"
standpuntbepaling ten aanzien van het verzoek tot aansluiting bij het pro
vinciale welstandsinstituut nieuwe stijl;
conclusies en voorstellen.
HUIDIGE TAAK, PLAATS EN ORGANISATIE VAN HET WELSTANDSTOEZICHT IN LEEUWARDEN.
Wettelijk kader.
Woningwet.
Eerst bij het inwerking treden van de Woningwet op 1 augustus 1965
kreeg het welstandstoezicht een wettelijke basis. Artikel 3, lid 2, sub i
schrijft namelijk voor dat de, in de door de gemeenteraad vast te stellen
bouwverordening gegeven voorschriften omtrent het bouwen van bouwwerken, in
ieder geval betrekking moeten hebben op "het uiterlijk, zowel op zichzelf
als in verband met de omgeving".
Voor de toepassing van de voorschriften inzake de welstand dient de gemeen
teraad op grond van artikel 85, lid 2 een deskundig college aan te wijzen,
dat terzake adviezen uitbrengt.
De redactie van artikel 3, lid 2, sub i is zodanig dat het welstands
aspect beperkt blijft tot het bouwen van gebouwen, dat wil zeggen, tot die
bouwwerken, die een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeelte
lijk met wanden omsloten, ruimte vormen. De gehele redactie van de Woning
wet op dit punt laat echter de mogelijkheid van aanvulling in de bouwveror
dening tot andere bouwwerken en de direkte omgeving open. Van deze aanvul
lende bevoegdheid is Jan ook gebruik gemaakt.
Bouwverordening c.a.
De uitwerking van bovengenoemde wetsartikelen is te vinden in de Bouw
verordening, zij het dat hier het welstandsaspect niet beperkt is tot ge
bouwen, maar zich ook uitstrekt tot de bouwwerken.
Artikel 17 verplicht Burgemeester en Wethouders om, alvorens een be
slissing te nemen op een aanvraag om bouwvergunning het advies in te winnen
van de welstandsadviescommissie. Dit geldt niet wanneer het een woonkeet
betreft. Een soortgelijke verplichting geldt ten aanzien van een aanvraag
om sloopvergunning (artikel 305a).
Het derde lid van artikel 17 geeft verder een aantal gevallen weer
waarin het advies niet behoeft te worden ingewonnen. Onder andere geldt dat
ten aanzien van monumenten in de zin van de Monumentenwet. De redactie ver
zet zich er echter niet tegen, dat wel een advies wordt ingewonnen.
Ten aanzien van de monumenten gebeurt dit dan ook in onze gemeente.
De bouwverordening kent verder drie situaties waarin het begrip wel
stand een rol speelt, te weten:
a. wanneer een bouwvergunning wordt gevraagd. Artikel 34, lid 1 stelt, dat
het uiterlijk en de plaatsing zodanig moeten zijn, dat het bouwwerk zo
wel op zichzelf als in verband met de bestaande omgeving of de te ver
wachten ontwikkeling daarvan voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b_. uiterlijk van erf- en terreinafscheidingen. Op grond van artikel 301
moet dit zodanig zijn, dat die afscheidingen zowel op zichzelf als in
verband met de omgeving voldoen aan redelijke eisen van welstand;
c. bestaande bouwwerken. Het uiterlijk hiervan moet op grond van artikel
310 aan dezelfde normen voldoen als die van erf- en terreinafscheidingen.
Tenslotte moet hier nog de aandacht worden gevraagd voor artikel Hl van
de A.V.P. met betrekking tot reklamevergunningen binnen de bebouwde kom. De
Verordening regelende het Welstandstoezicht bepaalt namelijk dat deze aan
vragen voor advies worden voorgelegd aan de Welstandsadviescommissie.
Werkingssfeer.
Het welstandstoezicht manifesteert zich in de praktijk hoofdzakelijk
bij de hantering van artikel 34, lid 1 van de Bouwverordening, in casu in
het kader van de aanvraag voor een bouwvergunning.
- 2 -
- 3 -