- 10 -
Het gaat hierbij echter om de buitenomgeving, waarvoor in hoofdzaak de
gemeentelijke overheid de zorg draagt. Zij is het dan ook in de meeste
gevallen, die de plannen laat ontwerpen en uitvoeren. Bekeken vanuit
deze situatie, staat er voor de overheid niets in de weg om voor zich
zelf de bovengenoemde gedragslijn te volgen. In die enkele gevallen,
dat de bevoegdheid en het initiatief tot de inrichting van de buitenom
geving niet ligt bij de lokale overheid zijn er mogelijkheden om door
middel van overleg en overtuigingskracht het gewenste resultaat te be
reiken.
Dit alles duidt op multifunctionaliteit in enge zin, omdat het be
trekking heeft op het daadwerkelijk bouwen en inrichten van de buiten
omgeving
Deze fase van het ruimtelijk ordenen staat evenwel niet op zichzelf,
maar is als het ware het sluitstuk, de concretisering van de stedebouw-
kundige gedachten en ideeën neergelegd in structuur- en/of bestemmings
plannen. Multifunctionaliteit in ruime zin strekt zich dan ook uit tot
die voorbereidende fase. Planologie en stedebouw zijn in deze visie de
uitgangspunten voor het welstandstoezicht en dit moet er op toezien dat
de ontworpen bouwwerken overeenstemmen met de stedebouwkundige visie van
het plan. Het welstandstoezicht moet zich hierbij richten tot de stede-
bouw in plaats van andersom. De inhoud van artikel 34, lid 1, Bouwver
ordening, dat bij de beoordeling ook rekening moet worden gehouden met
de te verwachten ontwikkeling van de omgeving duidt hier ook reeds op,
want waar anders dan in de structuur- en bestemmingsplannen kan men
antwoord krijgen op de vraag wat de toekomstige ontwikkeling zal zijn.
Een van de eerste uitgangspunten voor het welstandstoezicht is derhalve
de stedebouwkundige visie en de vertaling daarvan. Als een bestemmings
plan bijvoorbeeld een conserverend karakter heeft, duidt dit een be
paalde richting aan. Nog meer spreekt dit bij stedebouwkundige plannen
voor de oude binnenstad, maar ook voor nieuwbouwwijken worden steeds
meer en meer plannen ontworpen waarbij de stedebouwkundige door middel
van karakteriseringen onder woorden probeert te brengen wat zijn bedoe
lingen zijn.
Het duidelijkst is dit te constateren bij de ontwikkeling van het
gebied Camminghaburen waarvoor Randvoorwaarden en Richtlijnen zijn ont
worpen, die veel elementen van esthetica bevatten. Door middel van een
karakterisering van verschillende zones en buurten (stenig stedelijk,
open landschappelijk e.d.), waarmee de architecten met hun ontwerpen
rekening moeten houden, legt de stedebouwer in feite de beeldvorming
reeds voor een belangrijk deel vast. De ontwikkeling, waarbij de stede
bouwer indicaties geeft voor de vormgevers, is nog niet ten einde en
speelt zich af binnen het kader van de vraag waar stedebouw eindigt en
architectuur begint. Het is duidelijk dat er een grensgebied is waar
ruimte moet zijn voor overleg en wederzijdse beïnvloeding.
Dit proces kan inhoud worden gegeven door de welstandsadviescommis
sie een taak toe te kennen in het voorbereidende, stedebouwkundige werk.
Ook in de huidige situatie is dat al min of meer onderkend. Artikel
7, lid 1 van de gemeentelijke Verordening regelende het welstandstoe
zicht schrijft namelijk voor, dat, wanneer het te beoordelen object
is gelegen in het gebied waarvoor een bestemmingsplan is ontworpen, het
oordeel wordt gevraagd van de ontwerper van dat bestemmingsplan. Het is
mede om deze reden, dat de directeur stedebouw/bouwkunde van de Dienst
Stadsontwikkeling in de functie van adviseur is toegevoegd aan de wel
standscommissie. Formeel gezien gaat dit adviseren uit van een bestaande
situatie: de plannen zijn er reeds.
- 11 -
In de hierboven geschetste ontwikkeling gaat het evenwel meer om een
open overleg vanuit ieders verantwoordelijkheid tijdens het totstand
komen van de stedebouwkundige plannen. Het adviseursschap van genoemde
directeur zal zich ook dienen uit te strekken tot het geven van voor
lichting aan de welstandsadviescommissie over de in ontwikkeling zijnde
bestemmings- en structuurplannen. Om dit meer concrete inhoud te geven
en de genoemde commissie vanuit haar taakopdracht gelegenheid te bieden
invloed te hebben op het totstandkomen van deze plannen, is het goed
denkbaar haar in te schakelen tijdens de fase van het vooroverleg. In
deze constructie wordt de welstandsadviescommissie het ontwerp-plan voor
gelegd tegelijk met het overleg (zowel officieus als officieel) als be
doeld in artikel 8, Besluit Ruimtelijke Ordening, hetgeen tot resultaat
heeft dat er geen tijd-verlies behoeft op te treden.
Een voor de hand liggende vraag is dan wel wat in dit verband pre
cies de taak van de welstandsadviescommissie is en of er geen overlap
ping plaatsvindt met het bedoelde overleg in het kader van de Wet Ruim
telijke Ordening.
Het zal duidelijk zijn dat een preciese taakomschrijving op dit
punt moeilijk te geven is, enerzijds omdat dit aspect nog in ontwikkeling
is en anderzijds, omdat vanuit het oogpunt van welstand de fase van ste
debouwkundige planontwikkeling niet anders dan globaal en abstract kan
zijn. Daarenboven gaat het om een wederzijdse uitwisseling van gedachten
en ideeën, iets wat niet concreet te omschrijven is.
Niettemin zijn er raakvlakken in de vorm van:
- het geven van toelichtende beschrijvingen op het plan, die een bepaalde
sfeer beogen weer te geven;
- het redigeren van voorschriften: hoog, laag, wel of geen dakhellingen,
open erven e.d. in relatie met de plaats in de gehele stedelijke en
landschappelijke bebouwing/omgeving en plaats en aankleding van de open
ruimten in het plan. Kortom als die dingen die van invloed zijn op het
bouwen zelf. Voor alle duidelijkheid moet opgemerkt worden, dat op
grond van de huidige jurisprudentie de voorschriften zelf geen welstands-
eisen mogen bevatten.
Raakvlakken hoe globaal en abstract deze thans ook nog mogen zijn,
die wettigen om de op gang zijnde ontwikkelingen te ondersteunen en in
banen te leiden door de welstandsadviescommissie in te schakelen door
middel van het vragen van een advies
Doublures met de commissie ex artikel 8 BRO zijn denkbaar, maar
blijken in de praktijk volgens de ervaringen van het Oversticht mee te
vallen.
De taak van bedoelde overlegcommissie is uiteraard ook anders. Deze
is namelijk niet zozeer gericht op het welstandsaspect maar veeleer op
dat van de ordening van de beschikbare ruimte qua bestemming en grond
gebruik.
In het kader van de multifunctionaliteit past tenslotte ook de
relatie tussen Welstandstoezicht en Monumentenzorg.
Duidelijk verwant aan het welstandstoezicht is n.l. de monumenten
zorg. Dit zijn twee onderdelen van de gemeentelijke taak, die wel te
onderscheiden, maar moeilijk te scheiden zijn. Beide houden zich bezig
met de architectuur, zij het dat welstandstoezicht in de gebruikelijke
zin zich richt op de nieuwe scheppingen en monumentenzorg op het bewaren
van wat reeds aanwezig is.
Het meest duidelijk is de relatie aanwezig wanneer naast of in de
directe omgeving van een monument nieuwbouw wordt gepleegd. Het nieuwe
zal dan moeten harmoniëren met het bestaande. Zonder de overige monumen
ten tekort te doen, kan gesteld worden, dat de verwevenheid tussen beide
aspecten het duidelijkst aanwezig is in de binnenstad.