- 14 - Des te ingrijpender en belangrijker de ingediende ontwerpen zijn, des te hoger de te stellen eisen voor wat betreft de motivatie zullen moeten zijn. Het is evenwel onjuist om reeds bij voorbaat een deel van de te beoordelen objecten uit te zonderen van bovengenoemde behandeling, omdat op dit punt moeilijk grenzen zijn te trekken (op het oog eenvou dige werkzaamheden kunnen ingrijpende veranderingen in de beeldvorming met zich meebrengen) en wellicht een opening wordt ingebouwd voor een ontwikkeling in omgekeerde richting. Indien aan de hand van de praktijk mocht blijken, dat op dit onderdeel bijsturing nodig en gewenst is, dan moet daartoe uiteraard de mogelijkheid openblijven. Bekendmaking van negatieve adviezen kan schadelijk zijn voor de ont werper c.q. indiener. Welstandstoetsing impliceert immers een waarde oordeel en heeft daardoor elementen in zich, die terugslaan op de deskun digheid en kwaliteit van met name de architecten. Om deze reden zal de nodige voorzichtigheid in acht genomen moeten worden. Het is dan ook redelijk eerst tot bekendmaking van een dergelijk advies over te gaan, nadat de indiener daarmede heeft ingestemd. Hem zal een redelijke ter mijn gegeven moeten worden waarbinnen hij een keus kan maken tussen enerzijds intrekking van het ontwerp en anderzijds handhaving met daar aan verbonden bekendmaking. Tot slot moet op deze plaats aandacht geschonken worden aan het overleg tussen ontwerper/eigenaar en de welstandsadviescommissie en het inschakelen van deze commissie. Hierboven is reeds gememoreerd dat de mogelijkheid voor vooroverleg aanwezig is, zij het, dat het initiatief bij de indiener ligt. Geconstateerd kan worden dat van deze mogelijkheid frequenter gebruik wordt gemaakt. Het belang van het in een vroegtijdig stadium inschakelen en het voeren van overleg is moeilijk te onderscha - ten, zeker bij grotere projecten. Alleen dan kan er van een wezenlijke gedachtenwisseling en wederzijdse beïnvloeding sprake zijn, omdat er nog gelegenheid is tot wijziging en aanpassing. Dit alles is niet het geval wanneer de welstandsadviescommissie eerst ingeschakeld wordt als het ont werp in een definitief stadium is gekomen. Er ontstaat dan een situatie dat men zich, uitgaande van het voldongen feit, toelegt op detailpunten De toetsing wordt marginaal en levert bij de commissie als ook bij de indieners de nodige frustraties op. Dwingend voorschrijven is niet mogelijk. Volstaan zal moeten worden met het wegnemen van eventueel aanwezige formele beletselen. Hoewel de huidige verordening uitgaat van de gedachte dat het initiatief tot het horen ligt bij de indiener, leert de praktijk, dat ook de commissie zei in bepaalde gevallen stappen onderneemt. Dit laatste zal bij de aanpassing van de verordening geformaliseerd moeten worden. Voor het overige is het bereiken van bovengeschetste overlegsituatie meer een zaak van klimaatscheppen en vertrouwen: het creëren van zodani; e voorwaarden door middel van het functioneren van het welstandstoezicht dat er geen drempelvrees of emotionele bezwaren meer zijn. Dit alles hangt nauw samen met de taakvervulling van het welstands toezicht. Staat deze open voor overleg en is er ruimte voor alternatieven, ligt de nadruk meer op zorg dan op toezicht en is er sprake van een ge lijkwaardige gesprekspartner. Het is dan geen kwestie van beoordeling vanuit een verplichting, maar een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een optimaal resultaat, zonder dat de een op de stoel van de ander gaat zitten. - 15 - 4. Objectivering van het toezicht. In het voorgaande is reeds opgemerkt, dat de huidige inzichten om trent de democratisering van overheidshandelen zich verzetten tegen een besluitvorming die zich in stilte afspeelt. De hieruit voortvloeiende gevoelens van onvrede op het terrein van het welstandstoezicht kunnen worden weggenomen door meer aandacht te schenken aan de motivering van adviezen en door inzicht te verschaffen in de overwegingen die aan deze adviezen ten grondslag liggen. Hiermee zijn wij terecht gekomen bij de zgn. objectivering van het welstandstoezicht. Dit wil zeggen dat vooraf criteria worden geformuleerd waaraan de ingediende aanvragen dienen te worden getoetst. Vooropgesteld moet worden, dat welstandsbeoordeling en objectieve normering in de gebruikelijke betekenis twee verschillende grootheden zijn. Gewoonlijk impliceert objectieve toetsing een zakelijke, waarneem bare, meetbare en daardoor een feitelijk en van tevoren vast te stellen aangelegenheid. De bouwverordening kent hiervan vele voorbeelden: rooi lijn wordt wel of niet overschreden, de kamers hebben wel of niet de voorgeschreven afmetingen, etc. Objectivering op het terrein van de welstand daarentegen kan niet anders zijn dan een toetsingstechniek, het voorschrijven van maatstaven/richt lijnen die bij elke beoordeling in het oog moeten worden gehouden. De kardinale vraag en uiteindelijke toetsing of een ontwerp voldoet aan redelijke eisen van welstand is niet te meten of te wegen en heeft derhalve subjectieve elementen in zich. Het definitieve oordeel over een ontwerp is afhankelijk van de tijd waarin en de plaats waar gebouwd wordt, de deskundigheid, instelling en achtergronden van de beoordelaar. Het feit dat welstandsbeoordeling tijd- en plaatsgebonden is staat niet alleen een objectieve normering in de gebruikelijke zin van het woord in de weg, maar vraagt ook de nodige ruimte en souplesse van beoordeling, omdat ontwerpen een creatief- bezig zijn is en niet uit te voeten kan met een strak en star omlijnd kader Objectivering duidt in dit verband derhalve op een toe te passen beoordelingstechniek. Een techniek die aangeeft welke aspecten van een ontwerp in volgorde van belangrijkheid beoordeeld moeten worden. Dit is op zich geen waarborg voor een uniform beoordelingsresultaat, maar biedt wel de mogelijkheid de motivering te onderbouwen en het advies doorzichtiger te maken en naar buiten te vertalen. Dit is niet alleen wenselijk, maar ook noodzakelijk, omdat welstandsbeoordeling een onder deel vormt van een overheidsbeslissing (kan zelfs een reden tot weige ring zijn). De geschreven en ongeschreven regels van het bestuursrecht vereisen, dat overheidsbeslissingen moeten voldoen aan criteria van onder andere zorgvuldige voorbereiding, gelijkheid, openheid en onpar tijdigheid. De vraag of dit het geval is kan beantwoord worden aan de hand van de gehanteerde overwegingen en door het geven van inzicht in het totstandkomen van die beslissing. Het formuleren van beoordelings maatstaven kan daarenboven een positieve uitwerking hebben bij het ontwerpen van de bouwwerken. De ontwerpers weten dan namelijk van te voren waar bij de beoordeling de nadruk op komt te liggen en kunnen hierop tijdig inspelen. Het verdient aanbeveling om te komen tot het formuleren van maat staven, die bij de toetsing in acht genomen moeten worden. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden. Welke in Leeuwarden gehanteerd kun nen worden is een zaak die nadere studie vergt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 242