Bijstelling beleidsplan 1980-1984. Bijlage nr. 211. Leeuwarden, 1 mei 1980. Aan de Gemeenteraad. Cp 18 december 1979 hebt U het beleidsplan 1980-1984 vastgesteld. Dit be leidsplan was gebaseerd op uitgangspunten, die wij in november 1978 hadden uitge vaardigd. Nadien heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan, die het nodig maken de begroting voor het dienstjaar 1980 en het beleidsplan 1980-1984 bij te stellen. Wij noemen hierbij: - het aanpassen van de bevolkingscijfers en woningkwantiteiten bij de nieuwe prognose; - het aanpassen van de ramingen voor exploitatievergoedingen van het rijk voor het voortgezet onderwijs; - het aanpassen van diverse ramingen aan nieuwe ervaringscijfers. Voor wat deze punten betreft houdt de bijstelling verband met externe fac toren. Naast de hierboven vermelde aanpassingen zijn wij geconfronteerd met een aan tal verzoeken om bijstelling van beleid, die in feite niet in een voorstel als het onderhavige thuishoren, omdat zij als beleidswijziging moeten worden aangemerkt. Het betreft hier echter over het algemeen punten met een zodanige graad van urgen tie, dat uitstel naar onze mening niet verantwoord is. Zij zouden wanneer zij eerst bij het beleidsplan 1981-1985 aan de orde zouden worden gesteld, een hoge prioriteit krijgen. In hetkader van het toezicht op de gemeentefinanciën wordt door Gedeputeer de Staten tot dusver in het bijzonder de nadruk gelegd op de begroting voor het lopende jaar. Uitzonderingen daargelaten is het zo, dat voor de in het begrotingjaar beschikbaar gestelde kredieten in datzelfde jaar de volledige kapitaallasten en andere lasten die uit een investering voortvloeien op de begroting moeten worden geraamd. Het is duidelijk dat een gevolg van deze wijze van ramen is, dat de ge raamde volledige lasten in dit eerste jaar waarin zij worden geraamd niet geheel - in de regel zelfs slechts voor een bescheiden gedeelte - worden besteed, aange zien de eerste betalingen voor de nieuwe werken en aanschaffingen eerst in de loop van dit jaar kunnen plaats vinden. Dit is een van de voornaamste oorzaken van de jaarlijkse batige rekeningssaldi. Ten einde het voorkomen van rekeningsoverschotten zo veel mogelijk te beper ken wordt in de begroting en het beleidsplan onder de inkomsten jaarlijks een te- genboeking van 1.500.000,wegens in het eerste jaar nog niet te besteden las ten opgenomen. Dit bedrag wordt besteed voor het doen van extra afschrijvingen op al gerealiseerde onrendabele investeringen. Aldus wordt in de begroting en het be leidsplan voor het begrotingsjaar en de volgende jaren een financiële ruimte van 195.000,geschapen die voor nieuwe uitgaven van allerlei aard beschikbaar is (algemeen dekkingsmiddel). Inmiddels is gebleken, dat door diverse oorzaken, zoals procedurekwesties, het realiseringstempo van de investeringen nog langzamer is dan bij het ramen van de tegenpost van 1.500.000,-- (gebaseerd op ruim een jaar vertraging) is veron dersteld. Wij menen daarom dat het verantwoord is de tegenboeking met 2.600.000,-- te verhogen tot 4.100.000,--. Door ook dit aanvullende bedrag van 2.600.000,-- te bestemmen voor extra afschrijving op bestaande onrendabele ob jecten zou de daardoor beschikbaar komende budgetruimte toenemen tot 533.000,--. Wij achten het een onbevredigende situatie dat door het huidige ramingssys teem (volledige lasten in het eerste jaar) telkenjare aanzienlijke rekeningsover schotten ontstaan die dan voor extra afschrijvingen worden aangewend. Een betere oplossing is o.i. het voor de nieuwe investeringen tot geen hoger bedrag ramen van van de kapitaal- en andere lasten dan terzake in enig jaar ook werkelijk verschul digd zal zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 355