- 2 -
Wij kunnen ons met de inhoud van het rapport, dat van deze
raadsbrief een integrerend onderdeel vormt, verenigen. Voor een
aantal onderdelen/aspecten vragen wij echter uw bizondere aandacht.
2. Uitvoeringsplannen.
De aanwijzing tot stadsvernieuwingsgebied zal op grond van de
artikelen 5 en 6 van de I.S.R. gevolgd moeten worden door concrete
uitvoeringsplannen alsmede een tijdsvolgorde waarin de stadvernieu-
wingsactiviteiten ter hand zullen worden genomen. In hoofdstuk 6 is
aangegeven wanneer de verschillende deelgebieden vertaald zullen
worden in de hierbedoelde uitvoeringsplannen, wanneer en binnen
welke tijdsvolgorde de realisering is gepland en wat dit voor gevolgen
heeft voor de financiële fasering. Ook op dit onderdeel is zoveel
mogelijk rekening gehouden met de door u reeds genomen beslissingen.
Het ligt in ons voornemen om u in uw vergadering van 23 juni 1980
voor te stellen het uitvoeringsplan voor Binnenstad-Oost vast te
stellen en ter goedkeuring bij het rijk in te dienen. Dit gebied
omvat de in de meerjarenplanning bestemmingsplannen opgenomen deel
gebieden Bonifatiuskerk/Turfmarkt en Blokhuisplein waarvoor u op 14
mei 1979 (bijlage no. 199) respectievelijk op 19 februari 1979
(bijlage no. 57) de struktuurmodellen hebt vastgesteld.
Voor het eerstgenoemde deelgebied is het ontwerp-bestemmingsplan
gereed en heeft het overleg ex artikel 8 Besluit op de Ruimtelijke
Ordening inmiddels plaatsgevonden. Het gebied Blokhuisplein zal zo
spoedig mogelijk vertaald worden in een dergelijk juridisch plan.
Om uitvoeringstechnische redenen zijn de grenzen van Binnenstad-Oost
enigszins verlegd ten opzichte van de oorspronkelijke begrenzing.
Zo vallen thans de totale walmuren langs Weaze e.o. en Voorstreek in
het gebied.
Wij hebben gemeend de voorbereidingen om te komen tot een uit
voeringsplan in de eerste plaats te moeten richten op Binnenstad-Oost
inplaats van op het gebied Rondom de Grote Kerk, omdat hier de komende
jaren op relatief grote schaal verschillende werken, met name in de
sfeer van de openbare werken en volkshuisvesting, gerealiseerd kunnen
worden. Het gebied Rondom de Grote Kerk heeft nl. reeds vanaf de
vaststelling van het Structuurplan Binnenstad 1974 in de aandacht
gestaan. Hier zijn dan ook reeds vele werkzaamheden uitgevoerd met
behulp van de gebruikelijke subsidieregelingen, waaronder de
Beschikking bijdragen reconstructie en sanering. De nog uit te voeren
werkzaamheden zijn daardoor van die omvang geworden, dat het ons uit
een oogpunt van het optimaal benuttten van de I.S.R.-mogelijkheden
niet wenselijk voorkomt dit gebied als eerste uitvoeringsgebied voor
te dragen. Bovendien vereisen de ontwikkelingen in Binnenstad-Oost
een directe aanpak ter voorkoming van funktieverschuivingen en ter
zekerstelling van de uitgangspunten van het struktuurplan en de
hierboven genoemde door u vastgestelde struktuurmodellen.
Wij geven u dan ook in overweging in te stemmen met de in hoofd
stuk 6 opgenomen volgorde van aanpak en uitvoering.
Verder willen wij u bij deze gelegenheid nader informeren ten
aanzien van de stand van zaken in het door u aangewezen stadsver
nieuwingsgebied Schil-Oost. Zoals u bekend is, heeft de minister in
zijn brief van 27 december 1979» no. 544 uw besluit goedgekeurd voor
zover dit betrekking heeft op het deelgebied Cambuursterpad en heeft
hij het ten laste van zijn ministerie komende saldo voorlopig
bepaald op 8,9 miljoen. Voor dit gebied wordt momenteel het uit
voeringsplan als bedoeld in de artikelen 6 e.v. van de I.S.R.
gereedgemaakt
- 3 -
Dit zal u worden voorgelegd in de vergadering van 23 juni 1980.
Een en ander overeenkomstig het door u in 1979 vastgestelde tijd
schema. De goedkeuring van de aanwijzing van de deelgebieden
Molenpad en Achter de Hoven/Vegelin heeft de minister in 1979
voorlopig achterwege gelaten omdat hij van oordeel is dat nadere
informatie moet worden aangedragen met betrekking tot het zgn.
binnengebied van Molenpad en de Vegelinwijk. Voor dit laatste
gebied acht hij het wenselijk dat een aantal alternatieven worden
uitgewerkt, waarbij de financiële en woontechnische consequenties
voor de bewoners zelf betrokken zouden moeten worden. Het door de
minister in zijn brief van 13 februari 1980, no. 2213116 gevraagde
overleg met de rijksdiensten over dit onderwerp wordt momenteel
gevoerd.
We willen u echter niet verhelen dat de problematiek in de
Vegelinwijk, mede gezien de omvang, duidelijk complexer is dan die
in het Molenpad, hetgeen ook tot uitdrukking komt in het te voeren
overleg en het kunnen bereiken van een gemeenschappelijk standpunt.
Ons uitgangspunt bij dit alles is de door u in 1979 uitgesproken
wens tot handhaving en rehabilitatie van de woningen, zij het, dat
daar, waar mogelijk en wenselijk ruimte geschapen wordt voor het
maken van parkeerplaatsen, speel- en groenvoorzieningen.
De door de bevolking zelf ontwikkelde alternatieven en de nadere
studies van de projectgroep hebben ons gesterkt in de overtuiging
dat dit standpunt, gezien de financiële en woontechnische consequen
ties alleszins aanvaardbaar is. Voldoen aan de kanttekeningen van
de minister zal impliceren dat ook naarstig gezocht moet worden naar
middelen om de daadwerkelijke verbetering gestalte te geven. Hierbij
zullen directe en concrete stappen van de eigenaars/bewoners als
ook van de gemeente waaruit de bereidheid tot realisering blijkt,
verwacht mogen worden.
Wij hebben goede hoop, dat zowel voor het plan Molenpad als
voor het plan Achter de Hoven/Vegelin, het overleg weldra kan worden
afgerond. Het ligt in ons voornemen de gevraagde informatie, nadat
het bedoelde overleg is beëindigd, direct te verwerken in een uit
voeringsplan, zodat de goedkeuring van de aanwijzing als ook van het
uitvoeringsplan gecombineerd kan worden, zoals dat ook is gebeurd
voor het gebied Oldegalileën. Dit levert de nodige tijd-winst op.
In de tijd gezien zullen we u spoedig na het zomerreces het aldus
verkregen plan voor het Molenpad ter vaststelling voorleggen. Het
plan voor het gebied Achter de Hoven/Vegelin kan daarop eind 1980
volgen. Weliswaar kunnen de door het rijk beschikbaar te stellen
financiële middelen dan niet ten laste worden gebracht van de rijks
begroting van het dienstjaar 1980 maar van 1981We achten dit
acceptabel, zeker gezien het feit dat hiermede de vastgestelde plan
ning in 1979 nagenoeg haalbaar is gebleken. We gaan er bij dit
alles vanuit, dat de daadwerkelijke stadsvernieuwingsactiviteiten
zich niet behoeven te beperken tot of de binnenstad of de Schil-Oost,
doch dat er sprake kan en moet zijn van gelijktijdige activiteiten
in de beide stadsvernieuwingsgebieden. Een en ander zal nader
worden geadstrueerd aan de hand van de binnenkort aan u voor te
leggen nota stadsvernieuwing
3. Toekomstige funkties
Bij het invullen van de toekomstige ontwikkelingen per funktie
is eveneens uitgegaan van de reeds verschillende beleidsbeslissingen.
Aan de hand hiervan is zoveel mogelijk een concrete vertaling gegeven.
Het zal evenwel duidelijk zijn dat een en ander globaal van
karakter is, wat gezien het karakter van de aanwijzing voldoende
geacht kan worden.