No. 1939-
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 7 februari
1980 (bijlage no. 65);
gelet op artikel 177 van de Gemeentewet;
BESLUIT
1verweer te voeren in het civiel rechtelijke geding bij de Arrondis
sementsrechtbank te s-Gravenhagewaarin de gemeente Leeuwarden in
vrijwaring is gedagvaard door een drietal bankinstellingen bij dag
vaarding van 11 januari 19 80
2. het sub 1 bedoelde geding zonodig voort te zetten in hoger beroep en
in cassatie.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Preadvies inzake een brief van de heer W.J.H. Drent van 19 januari 1980
omtrent zijn verzoek aan de Minister van Verkeer en Waterstaat om ont
heffing van de vakbekwaamheidseisen voor taxi-ondernemers.
Bijlage no. 66. Leeuwarden, 7 februari 1980.
Aan de Gemeenteraad.
Bij brief van 19 januari 1980 heeft de heer W.J.H. Drent zich tot
U gewend met de klacht, dat hem door de Minister van Verkeer en Water
staat geen ontheffing zal worden verleend van de vakbekwaamheidseisen
voor taxi-ondernemers, omdat ons College niet bereid zou zijn te ver
klaren, dat het voornemens is de heer Drent een bedrijfsvergunning
voor taxivervoer te verlenen.
Met betrekking tot deze brief merken wij het volgende op. Zoals U
bekend is, heeft de heer Drent, na een eerder tot in hoogste instantie
afgewezen verzoek, op 4 september 1979 een nieuw verzoek om een be
drijf svergunning als bedoeld in de Wet Autovervoer Personen bij ons
ingediend. Om ontvankelijk te zijn in een dergelijke aanvraag dient de
verzoeker ingevolge artikel 58 a van de genoemde wet onder meer te vol
doen aan eisen van vakbekwaamheid. In bijzondere gevallen kan de Minis
ter van Verkeer en Waterstaat ontheffing van deze eisen verlenen.
Aangezien de heer Drent niet aan de eisen van vakbekwaamheid voldoet,
omdat hij niet over het door de Minister erkende vakdiploma beschikt,
heeft hij de Minister om ontheffing van deze eisen verzocht.
Over dit verzoek is door het Ministerie geen advies gevraagd aan de
gemeente. Toen de heer Drent de Wethouder van Ruimtelijke Ordening c.a.
mededeelde dat het Ministerie in verband met zijn verzoek om ontheffing
nadere informatie van de gemeente wenste te ontvangen, is dezerzijds
met het Ministerie contact opgenomen. Van de zijde van het Ministerie
werd toen gevraagd of het gemeentebestuur zich bereid wilde verklaren
een bedrijfsvergunning te verlenen en of het niet voldoen aan de vakbe
kwaamheidseisen de enige belemmering was voor het verlenen van een der
gelijke vergunning.
Van de zijde van de gemeente is daarop uiteengezet, dat op een
eerdere aanvraag van de heer Drent afwijzend was beschikt, maar dat ons
College zich in verband met hetgeen in de Raadsvergadering van 17 sep
tember 1979 over het taxibeleid is opgemerkt, momenteel nader op dit
beleid beraadt en daarom thans niet kan mededelen, of de heer Drent in
principe een bedrijfsvergunning zal worden verleend.
Naar onze mening behoort het tot de verantwoordelijkheid van de
Minister van Verkeer en Waterstaat om thans te beoordelen, of er sprake
is van een bijzonder geval en of de heer Drent al dan niet ontheffing
kan worden verleend.
In dit verband vragen wij tevens Uw aandacht voor het volgende.
Omtrent het in deze gemeente te voeren taxibeleid zijn wij, mede op
advies van de taxi-adviescommissie, van oordeel, dat het aanbeveling
verdient daarover een nota op te stellen. Hiervoor is ons inziens nood
zakelijk, dat een nadere studie wordt verricht naar de gewenste omvang
van het taxibestand in Leeuwarden. Het E.T.I.F. heeft zich bereid ver
klaard een dergelijke studie op zich te nemen. Voor een nadere toelich
ting verwijzen wij naar de ter inzage gelegde stukken. De kosten van
dit onderzoek worden geraamd op 30.000,welk bedrag kan worden ge
dekt ten laste van de post voor onvoorziene uitgaven. Wij stellen U voor