No. 2010
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 7 februari
1980 (bijlage no. 82
gelet op de artikelen 60, 65 en 67 van de Woningwet, het Besluit gelde
lijke steun volkshuisvesting, de Beschikking geldelijke steun Huurwoningen
1975 alsmede de Beschikking leningen toegelaten instellingen;
BESLUIT:
onder de voorwaarde dat geldelijke steun uit 's Rijks kas wordt verleend:
I. bij de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een lening
aan te vragen en te aanvaarden tot een bedrag van 656.350,of zoveel
meer of minder als genoemde Minister zal verlenen voor de financiering
van de door de Woningstichting "Leeuwarden-Leeuwarderadeel" te bouwen
6 woningen aan Oan 'e Dyk te Snakkerburen;
II. onder de voorwaarden welke de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening aan het verstrekken van de onder I genoemde lening mocht verbin
den aan de onder I genoemde woningcorporatie een lening te verstrekken
tot een bedrag van 656.350,of zoveel meer of minder als de Minister
voor het onder I genoemde bouwplan mocht verstrekken;
III. uit 's Rijks kas, een zo hoog mogelijke jaarlijkse bijdrage in de exploi
tatie van de onder I genoemde woningen aan te vragen en te aanvaarden;
IV. aan de onder I genoemde woningcorporatie een jaarlijkse bijdrage te ver
strekken als bedoeld onder III onder de voorwaarden, welke de Minister
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan het verlenen van de bij
dragen mocht verbinden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
Voorzitter.
Secretaris.
Preadvies inzake een brief van de heer J. Doetjes over het pand Berli-
kumermarkt 15, alhier; aangaan huurontbindingsovereenkomst m.b.t. dit
pand.
Bijlage no. 83 Leeuwarden, 7 februari 1980.
Aan de Gemeenteraad.
De heer J. Doetjes, alhier, maakt bij brief van 18 januari 1980
bezwaar tegen de gang van zaken bij het vrijkomen en opnieuw verhuren
van café l'Union, BerlikumermarktNaar aanleiding hiervan delen wij U
het volgende mede
De huurder van genoemd pand heeft in september 1979 het Woningbe
drijf laten weten, dat hij voornemens was de huurovereenkomst te be
ëindigen. Vanaf dat moment hebben zich verschillende kandidaten bij de ge
meente gemeld met het verzoek het pand te mogen huren, resp. te kopen.
Krachtens het bepaalde in artikel 1635 van het Burgerlijk Wetboek heeft
een huurder van bedrijfsruimte bij beëindiging van de overeenkomst in
bepaalde gevallen het recht een nieuwe huurder voor te dragen. De kanton
rechter beslist op een dergelijk verzoek. De bedoeling hiervan is de
huurder van een bedrijfsruimte de gelegenheid te geven de nog niet afge
schreven inventaris, alsmede de goodwill over te dragen. De huurder
heeft gemeend van genoemd recht gebruik te moeten maken door een nieuwe
huurder voor te dragen. Nadat dit voorstel in de Commissie voor het
Woningbedrijf was behandeld, werd deze voordracht ingetrokken en ver
vangen door een nieuwe, waarbij de heer J. Doetjes werd voorgedragen.
Op dat moment wilde de heer Doetjes de door hem in concept opgestelde
brief aan ons versturen. Hem is toen medegedeeld dat dit niet nodig was,
omdat hij toch als nieuwe huurder was voorgedragen en zijn belangen
daarmede in principe zijn gewaarborgd. Ook deze voordracht werd in een
later stadium evenwel weer ingetrokken. De huurder heeft in geen der ge
vallen de beslissing van de .kantonrechter gevraagd.
Mede op advies van de Commissie voor het Woningbedrijf hebben wij met
de huurder van het café overleg gepleegd over de mogelijkheid van het
aangaan van een huurontbindingsovereenkomst. Hierdoor zou de gemeente vrij
zijn het pand te verhuren dan wel te verkopen. De huurder heeft ons laten
weten hiermede akkoord te kunnen gaan. De heer Doetjes is onmiddellijk
van het vorenstaande in kennis gesteld.
Inmiddels hebben wij met de huurder overeenstemming bereikt over het
sluiten van een huurontbindingsovereenkomst op basis van een door de ge
meente te betalen schadeloosstelling van in totaal 20.000,(waarin is
begrepen een compensatie wegens overname van café-inventaris en van good
will). De overeenkomst kan overigens onder de gebruikelijke bedingen wor
den aangegaan.
Zoals bekend is in 1974 getracht het pand Berlikumermarkt te verkopen.
Omdat de toiletpartij van dit pand in het pand Ossekop 2a is gesitueerd
en de huurder van laatstgenoemd pand tegen verkoop toen bezwaren maakte,
is de verkoop niet doorgegaan. Nu de mogelijkheid opnieuw aanwezig is
het pand, dat voor de gemeente niet van belang is, af te stoten, geven
wij daaraan de voorkeur. Naar onze mening dient het pand door middel van
inschrijving te worden aangeboden voor uitgifte in erfpacht met daarbij
de bepaling, dat het pand door een interne verbouwing moet worden ge
scheiden van het pand Ossekop 2a. Indien U daarmee akkoord kunt gaan,
heeft ook de heer Doetjes de mogelijkheid zijn belangstelling kenbaar te
maken.
Onder mededeling, dat de Commissie voor het Woningbedrijf omtrent
één en ander is gehoord, stellen wij U voor de heer Doetjes overeenkom-