PROGRAMMA LOKAAL SOCIAAL BELEID (11)
Blad 44
Het besef is doorgedrongen dat de sociale vitaliteit van de stad alleen
duurzaam wordt versterkt, wanneer aan de burgers naast aandacht voor
preventie, zorg, opvang, leefbaarheid en veiligheid ook voldoende
perspectief kan worden geboden op scholing, werk en een kwalitatief goede
en leefomgeving. Daarvoor zijn inspanningen nodig op de drie pijlers
1 1i nno qgmpnh^na
woon
L66IO Illy fc? V _L i iy uaai vwv_/x. j L
- fysiek, sociaal en economisch/werk - die elkaar in onderlinge samenhang
kunnen en moeten versterken. Met het grotestedenbeleid zijn de eerste
stappen gezet op weg naar zo'n benadering en nu kan worden omgezien naar de
eerste hoopvolle resultaten die zijn bereikt.
De werkelijke kern van het sociale vraagstuk ligt vooral op het snijvlak
van verschillende beleidsterreinen. Daarom is het bestaan van een
vraaggerichte en ondernemende welzijnssector van groot belang en dient de f
samenwerking te worden verbeterd tussen publieke en private partners. In
coördinerende zin is hier een belangrijke rol weggelegd voor het lokale
bestuur. Samenwerken en een integrale aanpak zijn het devies bij het
versterken van de sociale sector.
Een gemeentelijk welzijnsbeleid dat wil aansluiten bij de belevingswereld
van burgers zal meer vraaggestuurd moeten worden. Dat vraagt om een andere
verhouding met welzijnsinstellingen en om betrouwbare informatie over
behoeften van doelgroepen. Het vergt een ondernemende gemeente die in staat
is de rol van regisseur op zich te nemen.
Leeuwarden heeft zoals bekend een strategische visie op het lokale
welzijnsbeleid ontwikkeld. Daarin neemt het door de socioloog Kees Schuyt
bepleite begrip "enabling" een centrale plaats in. "Mensen in staat stellen
om zichzelf verder te helpen", wordt het door Schuyt genoemd. In de
Nederlandse verzorgingsstaat is dit weinig gebeurd. Veel programma's, veel
hulpverleners, maar er bestaan tot nu toe weinig initiatieven om burgers
een handreiking te geven om de problematische situatie zelf te veranderen
of te boven te komen. De gemeente Leeuwarden heeft deze uitdagende
denkwijze ('reik de middelen aan waarmee mensen hun problematische situatie
kunnen veranderen of te boven komen'als mission statement gekozen voor 4
vernieuwing van het welzijnsbeleid.
De nieuwe werkwijze laat zich het beste typeren als een andere werkwijze,
een andere benadering. In de "strategische ontwikkelingsvisie
welzijnsbeleid" zijn daarvoor uitgangspunten geformuleerd die de rol van de
overheid beschrijven in termen van regie, bijeenbrengen van partijen en het
gezamenlijk ontwikkelen van beleid.
Vanuit dit principe is een werkmodel ontwikkeld dat leidt tot een
herinrichting van het werkveld in
- basisvoorzieningen en
- voorzieningen voor achterstandbestrijding
Deze heroriëntatie binnen de sociale infrastructuur in Leeuwarden leidt tot
een werkwijze die uitwerking geeft aan het enablings-principe én heeft tot
resultaat dat een efficiëntere inzet van middelen kan plaatsvinden.
In het nieuwe model wijst de gemeente het in te zetten gemeenschapsgeld toe
aan instellingen op grond van een opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie.
De invoering van het Lokaal Sociaal Beleid betekent heel wat voor de
welzijnsinstellingen in Leeuwarden én voor de ambtelijke organisatie.
Instellingen worden aangesproken op hun vermogen om een adequaat antwoord
Blad 45
te hebben op de vragen van burgers. De gemeente voert de regie door de
resultaten te definiëren en door overeenkomsten aan te gaan met partners
die een dergelijke inzet - rechtstreeks of via hoofdaannemers - kunnen
leveren. Dat heeft tot andersoortige contracten geleid dan tot nu toe het
geval was
Op dit moment vindt een bezinning plaats op de huidige organisatie van de
dienst. Die gemeentelijke organisatie moet zodanig zijn ingericht dat het
functioneren ervan dienstbaar is aan de doelstellingen van het nieuwe
gemeentelijke welzijnsbeleid.
De hoofdlijnen voor de aanpak van het lokaal sociaal beleid zijn neergelegd
in het vastgestelde Beleidskader Lokaal sociaal beleid. De inspanningen
zijn nu gericht op het doorvoeren van de vernieuwingen in het
welzijnsbeleid, in het bijzonder in de relatie met onze contractpartners en
in de verbetering van de interne bedrijfsvoering.
Wat willen we bereiken?
Strategisch doel:
Het onderhouden en versterken van een kwalitatief hoogwaardig niveau aan
basisvoorzieningen dat aansluit bij de wensen en behoeften van de gebruikers en
welk aanbod voor alle gebruikers toegankelijk is. (MOP)
Het ontwikkelen van een sociale infrastructuur, zo mogelijk op wijkniveau, die
de participatie van de burgers bevordert en ondersteunt, de sociale cohesie
versterkt en het ontstaan van achterstanden voorkomt; een dergelijke
infrastructuur dient afgestemd te zijn op de fysieke en economische
infrastructuur. (MOP)
Het voorkomen dat mensen in een achterstandssituatie raken (preventie) en het
verbeteren van de positie en het verminderen van het sociaal isolement van de
mensen die zich in een achterstandssituatie bevinden (activering en uitstroom)
(MOP)
Operationele doelen
De groep gebruikers van de declaratieregeling zal met ongeveer 5% per jaar
toenemen tot 35% in 2005.
De GKB-F zal in 2003 240 verzoeken om een schuldregeling in behandeling
nemen, waarvan minimaal 40 afkomstig zijn van deelnemers aan een
reïntegratietrajectVoor 96 cliënten zal een schuldregelingstraject
worden opgezet en uitgevoerd.
Maximaal 36 cliënten zullen tijdens het schuldregelingstraject uitvallen
zonder dat er een geslaagde schuldregeling tot stand is gebracht.
In de periode 2001-2004 worden 4000 reintegratietrajecten voor
bijstandsgerechtigden gerealiseerd waarvan minimaal 1200 zullen leiden tot
uitstroom uit de bijstand naar werk (regulier of gesubsidieerd)
Werkloze oudkomers zullen minimaal naar evenredigheid gebruik maken van de
werkgelegenheidsinstrumenten
Binnen het genoemde aantal van 4000 trajecten in de periode 2001-2004 krijgen/zijn:
m 245 werkloze oudkomers een duaal (taal reïntegratie) traject;
in het kader van de sluitende aanpak alle jongeren in Leeuwarden of aan het
werk, of naar school, of op een traject naar een van beide;
in de periode 2002 tot 2004 zullen in totaal 120 "kansentrajecten" voor
(kansrijke) verslaafden, daklozen, zwerfjongeren, mensen in de crisisopvang,
uit Blijf-van-m'n-Lijf uitgevoerd; deze trajecten zijn gericht op uitstroom naar
arbeid, sociale activering, opleiding en/of zorg en hulpverlening;
tot 2003 30 alleenstaande ouders een oriëntatietraject.