2. De overige rechten worden geheven door middel van een
gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het
gevorderde bedrag is vermeld.
3. Belastingaanslagen beneden 9,00 worden niet opgelegd.
Ontstaan van de belastingschuld en
heffing naar tijdsgelang voor de
jaarlijks verschuldigde rechten
Artikel 8
1. De rechten, als bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van de
tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het
belastingtijdvak of, zc dit later is, bij de aanvang van
de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belasting
tijdvak aanvangt, zijn de rechten bedoeld in 4.2.1 en
4.3.1 van de tarieventabel verschuldigd over zoveel
twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde
rechten als er in dat jaar, na het tijdstip van de
aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaan
den overblijven.
3. Indien de belastingplicht voor de rechten bedoeld in
4.2.1 en 4.3.1 van de tarieventabel in de loop van het
belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend voor
zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het
einde van de belastingplicht, nog veile kalendermaanden
overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder
bedraagt dan 6,30.
4Andere rechten ais die bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van
de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de
dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de
bezittingen, werken of inrichtingen.
Tijdstip van betaling en betaling in termijnen
Artikel 9
1. Ir, afwijking van artikel 9, eerste lid, van de
Invorderingswet moeten de rechten worden betaald binnen
dertig dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet;
2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid,
onderdeel c, van de Invorderingswet, met een
belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een
bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige
toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd
met de vaststelling van de aanslag.
3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in
de voorgaande leden gestelde termijnen.
Nadere regels door het college van
burgemeester en wethouders
Artikel 11
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels
geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de
begraafrechten
Citeertitel
Artikel 12
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening
begraafrechten Leeuwarden 2003"
Inwerkingtreding
Artikel 13
1. De "Verordening begraafrechten Leeuwarden 2002",
vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2001, wordt
ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde
datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat
zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die
zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de
eerste dag na die van de bekendmaking.
3. In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden
bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding
van deze verordening ligt na de in het vierde lid
genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken
verordening gelden voor de in de tussenliggende periode
plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter
zake daarvan de heffing van de begraafrechten in aie
periode plaatsvindt.
4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2003.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
voorzitter,
griffier