Kadernota Welstandsbeleid
2.5 Loketcriteria
Voor veel licht-vergunningplichtige bouwwerken moeten in de welstandsnota criteria
worden gegeven. Inmiddels wordt hiervoor de term 'loketcriteria' gebezigd. Deze
criteria dienen dermate concreet te zijn dat een aspirant-bouwer zelf kan zien of zijn
bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand; indien daaraan wordt voldaan kan
de vergunning om redenen van welstand niet worden geweigerd. Aangezien voor licht-
vergunningplichtige bouwwerken geen advies van de welstandcommissie noodzakelijk
is, is het mogelijk aanvragen waarvoor loketcriteria zijn opgesteld zonder inschakeling
van de commissie af te handelen. Door Hus en Hiem is, reeds enige tijd geleden op
grond van de opgedane ervaringen, als handreiking aan de deelnemende gemeenten de
notitie "Loketcriteria" opgesteld.
De daarin verwoorde loketcriteria gelden voor:
licht-vergunningplichtige aan- of uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen,
dakkapellen, erf- of perceelsafscheidingen en kozijn- of gevel wijzigingen, alsmede
bouwwerken die in zijn algemeenheid vergunningvrij zijn, maar die licht-
vergunningplichtig zijn als ze gebouwd worden in, op, aan, of bij een monument als
bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een provinciale c.q. gemeentelijke
monumentenverordening, en in, op of bij een bouwwerk in een door het rijk
aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht.
2.6 Repressief toezicht
De wet biedt de mogelijkheid om repressief op te treden wanneer een bouwwerk naar
het oordeel van Burgemeester en Wethouders "in ernstige mate in strijd is met redelijke
eisen van welstand" (excessenregeling). Dat kan óók wanneer het een vergunningvrij
bouwwerk betreft!
Als Burgemeester en Wethouders van deze bevoegdheid gebruik willen maken, zullen
in de welstandsnota criteria moeten worden opgenomen die toegepast zullen worden bij
hun beoordeling of "het uiterlijk van een bouwwerk of standplaats, zowel op zichzelf als
in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan in ernstige mate
in strijd zijn met redelijke eisen van welstand".
De mogelijkheid van repressief toezicht geldt niet voor de hierboven genoemde op
grond van artikel 45 van de Woningwet bepaalde specifieke (tijdelijke) bouwwerken.
Het repressieve toezicht houdt in dat Burgemeester en Wethouders "degene, die als
eigenaar of uit andere hoofde tot het opheffen van de strijdigheid met redelijk eisen van
welstand bevoegd is, kunnen aanschrijven binnen een door hen te bepalen termijn de
door hen aan te geven daartoe strekkende voorzieningen te treffen".
2.7 Takenverdeling
Zoals gesteld is het de gemeenteraad die het beleid aan de hand van een Welstandsnota
vaststelt. Dit betreft het bepalen van de (eventuele) welstandsvrije gebieden, de
gebiedsgerichte welstandscriteria, de loketcriteria en de welstandsverordening die de
eisen waaraan de uitvoering van het beleid moet voldoen verwoordt.
Burgemeester en Wethouders zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het
welstandsbeleid. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de afgifte van de
bouwvergunning ligt immers bij het College. Daarnaast krijgen Burgemeester en
Wethouders een eigen bevoegdheid tot het bepalen van een welstandsoordeel. Ten
aanzien van de verplichting tot het vragen van een onafhankelijk deskundig advies (van
de daartoe aangewezen welstandscommissie) volgt de wetgever de nieuwe categorie
indeling.
Voor de categorie vergunningvrije bouwwerken geldt uiteraard geen betrokkenheid van
de welstandscommissie, anders dan de mogelijkheid dat deze de raad adviseert over de
vast te stellen criteria voor het repressieve toezicht. Ook Burgemeester en Wethouders
kunnen voor deze categorie geen welstandstoezicht hanteren.
6
Kadernota Welstandsbeleid
Voor de vergunningplichtige bouwwerken moet een onderscheid worden gemaakt
tussen de licht-vergunningplichtige bouwwerken en de bouwwerken waarvoor een
reguliere vergunning nodig is.
Voor de eerste categorie geldt dat het College een advies van de welstandscommissie
kan aanvragen.
Voor de reguliere vergunningplichtige bouwwerken blijft een advies van de
welstandscommissie nodig.
Het College kan voor de licht-vergunningplichtige bouwwerken dus kiezen voor een -al
dan niet ambtelijk ondersteund- eigen welstandsoordeel, dan wel de taak onder te
brengen bij de welstandscommissie.
De licht-vergunningplichtige bouwwerken die voldoen aan de vast te stellen
'loketcriteriazullen als regel zonder advisering van de welstandscommissie worden
afgehandeld.
2.8 Jaarlijkse verantwoording
Nieuw is dat de welstandscommissie éénmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag
voorlegt van de in het voorgaande jaar verrichte werkzaamheden. Daarin wordt
tenminste uiteengezet op welke wijze de commissie toepassing heeft gegeven aan de
criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota.
In artikel 12c wordt een jaarlijkse verslaglegging ook verplicht gesteld voor
Burgemeester en Wethouders. Het College moet in dit verslag aan de gemeenteraad
uiteenzetten hoe B&W zijn omgegaan met de adviezen van de welstandscommissie en
in welke categorieën van gevallen zij aanvragen voor een lichte vergunning niet aan de
welstandscommissie hebben voorgelegd en op welke wijze zij zeifin die gevallen de
criteria in de Welstandsnota hebben toegepast.
De wet geeft geen nadere voorschriften ten aanzien van de vorm van de jaarlijkse
verantwoording. De welstandscommissie en het College hebben de ruimte daaraan zelf
handen en voeten te geven. Er zijn overigens wel voorbeelden beschikbaar van
jaarverslagen van commissies en gemeenten die op eigen initiatief reeds zijn
overgegaan tot een jaarlijkse verantwoording. In de genoemde door HQs en Hiem
opgestelde publicatie 'Welstandsinstrumenten, gereedschap voor welstand' wordt een
methodiek, een zgn. beoordelingsprotocolaangereikt langs welke inhoudelijke en
procedurele weg een welstandsbeoordeling tot stand komt.
2.9 Openbaar vergaderen
Artikel 12b van de gewijzigde wet bevat de bepaling dat vergaderingen van de
welstandscommissie openbaar zijn. De wet voorziet daar niet in, wanneer in het geval
van de lichte vergunning het College tot een eigenstandig welstandsbeoordeling komt.
Van de verplichte openbare behandeling kan worden afgeweken indien er sprake is van
klemmende redenen voor geheimhouding, als bedoeld in artikel 10, eerste lid van de
Wet Openbaarheid van Bestuur en in gevallen waarin het belang van de openbaarheid
niet opweegt tegen de in artikel 10, tweede lid van die wet genoemde belangen.
Geheimhouding is verplicht indien de "openbaarheid de eenheid van de Kroon in gevaar
zou kunnen brengen of de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden, en het bedrijfs-
en fabricagegegevens betreft, die vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld",
alsmede wanneer "openbaarheid niet opweegt tegen de volgende belangen: buitenlandse
betrekkingen van Nederland; economische of financiële belangen van de Staat,
gemeente, provincies en dergelijke; opsporing en vervolging van strafbare feiten;
inspectie, controle en toezicht door of vanwege bestuursorganen; de eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer; het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te
kunnen nemen van de informatie, of het voorkomen van onevenredige bevoordeling of
benadeling van de bij de aangelegenheid betrokken(rechts)personen of derden".
De verplichting tot openbaar vergaderen heeft betrekking op de vergaderingen waarin
het welstandsadvies formeel wordt vastgesteld. Het is niet verplicht voor 'informeel
7