- 2 - 6. Voorstel om de instelling van de raadscommissies te herzien. (79/38) 2-3 029 m. (R. 128 m.) Door de heer Boersma wordt bepleit, dat ook de kleine fracties hun commissiezetels behouden. De heer Van Rijn zegt namens zijn fractie over het algemeen akkoord te kunnen gaan met deze opzet. Hij zegt verder, dat zijn fractie het denkbaar acht dat de commissie zelf het voor- zitterschap regelt. Sprekende over de .openbaarheid van de commissieszegt hij, dat dit van geval tôt geval zal moeten worden bezien. Hij vraagt zich af, waarom in de commissie geen particulieren zitting hebben. Wat betreft de commissie welzijnszaken maakt hij tenslotte de opmerking, dat sport en gezondheidszorg mogelijk tôt de sectoren van de welzijnscommissie dienen te behoren. De heer Faber zegt voor dit laatste niet te voelen en uit tevens zijn bedenkingen tegen de welzijnscommissie. Met de heer Van Rijn is mevr. Jepma\an mening, dat de voorzitter door en uit de commissie dient te worden gekozen. Voorts is zij van mening, dat de vergaderingen van de commissiesin de regel openbaar dienen te zijn. Verder is zij van mening, dat de Ruimtelijke Ordening in verband met het inspraak" model niet bij de commissie algemene zaken thuishoort. Zij wijst er op, dat binnen haar fractie wat onduidelijkheid bestaat over de secties van de welzijnscommissie. Tenslotte zegt.zij van mening te zijn, dat de vertegenwoordiging van de raadsleden in de commissie afhankelijk dient te worden gesteld van het aantal fracties. De voorzitter zegt toe, dat het collège over het voorzitterschap nog eens zal nadenken. Wel bepleit hij, dat door de raad wordt gedacht aande band met het collège van burge- meester en wethouders. Ook zegt hij toe, dat nog eens zal worden nagedacht over het openbaar maken van de vergaderingen. Dit laatste geldt ook voor het zitting nemen in de commissies door andermdan raads leden en het toekennen van presentiegelden. Wethouder De Haan meent, dat wat betreft de welzijnscommissie eerst de beleidscommissie en daarna de sub-commissies dienen te worden ingesteld. Wethouder Soepboer wijst er op, dat in milieuzaken ook begrepen zijn de hinderwetzaken Wethouder Soepboer en de voorzitter wijzen mevr. Jepma er tenslotte op, dat het niet mogelijk is alleen advies-commissies in te steBen en wel omdat er ook commissies met beheersbevoegdheden zijn. 7Voorstel om een herstemming te houden over het beplanten van een stuk grond ten westen van het dorp Finkum. (79~44) 2-3 125 m. (R. 662 m.) Over dit voorstel wordt het woord gevoerd door de heren Faber, Rrameijer, Van Rijn en wethouder Soepboer. De heer Faber verdedigt zijn voorstel om dit perceel grond niet te laten bebossen. Door wethouder Soepboer wordt het voorstel van het kollege van burgemeester en wethouders om dit perceel grond wel te laten bebossen verdedigd. Voor het voorstel van de heer Faber wordt gestemd door de heren Ketellapper, Tulner, Jansma en Faber, terwijl tegen het voorstel\an de heer Faber wordt gestemd door mevr. Jepma en de heren Beuker, Boersma, Haagsma, Teitsma, Van Rijn, Brameijer, De Haan en Soepboer. Hieruit volgt, dat het voorstel van de heer Faber is verworpen met 4 tegen 9 stemmen en dat overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders is besloten ermede in te stemmen, dat dit perceel grond in het kader van de ruilverkaveling Leeuwardera- deel wordt bebost. 8Voorstel inzake het saneringsplan Spoarbuert/Burmaniawei te Stiens. (79-45) 2-3 186 m. (R. zijde 2 307 m.) De heer Beuker zegt namens zijn fraktie, het geen bezwaar te vinden, dat ter plaatse 19 woningen worden gebouwd. Wat betreft de sociale woningbouw vraagt hij zich af, welke pogingen zijn ondernomen bij Volkshuisvesting.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1979 | | pagina 11