- 5 -
12. Tenslotte is de consulent natuurbehoud nog van mening, dat het noodzakelijke is de
voorschriften inzake de hoogte van de torensilo's in overeenstemming te brengen
met een suggestie van de kommissie voor het overleg als bedoeld in artikel 8
van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening.
De maten genoemd in dit ontwerp-plan zijn na een zorgvuldige afweging binnen ons
kollege bepaald.
Wij menen, dat een hoogte van 23 meter landschappelijk gezien nog verantwoord is
en zien dan ook geen aanleiding thans een ander standpunt in te nemen.
B. Bezwaarschrift van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek/Mariënhof
Kleine Haag 2, Amersfoort.
Gemelde dienst begint met de opmerking dat met hem geen overleg als bedoeld in
artikel 8 van het besluit op de Ruimtelijke Ordening heeft plaatsgevonden.
Dit is juist, maar wij achtten een dergelijk overleg niet nodig, omdat ook bij het
opstellen van de plankaart deze dienst betrokken is geweest.
Voorts acht gemelde dienst het bezwaarlijk, dat op een viertal terpen-verhoogde
woonplaatsen - een bouwperceel is gesitueerd.
Deels kunnen wij de mening van reklamant vel onderschrijven.
Dit betreft het perceel bedrijventerrein ten oosten van Jelsum en het bouwperceel ten
noord-westen van Finkum.
Voor de beide andere percelen achten wij de situering op een terp niet bezwaarlijk.
Het noemen van een deskundige instantie in de voorschriften van de artikelen 3 en 4
(vrijstelling kultuurhistorisch waardevolle gebieden) is bewust achterwege gelaten
omdat wij van oordeel zijn dat de gemeentelijke beleidsorganen voldoende in staat
moeten worden geacht tôt een wel overwogen afweging te komen.
Reklamant bepleit, dat aan de voorschriften genoemd onder artikel 3 - AA en artikel
4 - W (in deze voor sctriften wordt een aanlegvergunning geëist voor bepaalde werkzaam-
heden) wordt toegevoegd:
a. het egaliseren van gronden.
b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0.40 meter.
c. het aanbrengen van ondergrondse leidingen, konstruktiesinstallaties of apparatuur.
In de ontwerp-voorschriften wordt reeds bepaald, dat ophogen en afgraven verboden is.
In dit licht bezien zou een opname van "het egaliseren van gronden" een doublure zijn.
Voor het brengen van het genoemde onder c onder een aanlegvergunningenstelsel voelen wij
niet, omdat de uitvoering van noodzakelijke werken ernstig zal belemmeren.
Tegen het vragen van een aanlegvergunning voor het uitvoeren van grondbewerkingen dieper
dan 0.40 meter bestaat ons inziens geen enkel bezwaar, omdat dit de normale grondbewerkings-
werkzaamheden niet beperkt.
C. Bezwaarschrift van de Gewestelijke Raad voor Friesland, Emmakade 2244, Leeuwarden.
a. Reklamant acht het onjuist, dat in de begrips- en bestemmingsbepalingen onderscheid
wordt gemaakt tussen agrarische- en bijzondere agrarische bedrijven.
In het bijzonder acht hij dit onjuist, omdat daardoor een zgn. veredelingstak bij
bestaande grondgebonden bedrijven niet mogelijk is.
De bedoeling van het afzonderlijk bestemmen van bijzondere agrarische bedrijven is om
planologisch te kunnen regelen waar dergelijke bedrijven zich kunnen vestigen.
De vestiging van dit soort bedrijven is op de ene plaats akseptabeler/wenselijker
dan op de andere.
Wat reklamant onjuist acht vanuit de positie van de agrarische ondernemer, achten wij
juist met het oog op een goede ordening van de ruimte.
De stelling, dat een zgn. veredelingstak bij bestaande grondgebondenbedrijven nu onmogelijk
is, is volgens ons niet juist.
Het oprichten van een dergelijke tak is mogelijk met medewerking van ons kollege (wijzi-
gingsbevoegdheid)