Ook wordt bezwaar gemaakt tegen de aangegeven zonering met betrekking tôt de oprichting van pluimvee-, pelsdierenhouderijen, varkensfok- mesterijen en kalvermesterijen. De mening bestaat dat de zonering te willëceurig is aangebracht. Tôt het aangeven van deze zonering is besloten om te voorkomen dat te dicht bij de woonkernen dergelijke bedrijven worden opgericht. Het is een bekendfeit, dat in veel gevallen dergelijke bedrijven - ondanks de voorwaarden gesteld bij de hinderwetvergunning - overlast bezorgen aan de woonkernen. Wij achten het derhalve volkomen terecht dat in het kader van de ordening van het buitengebied wordt geregeld waar deze bedrijven zich wel of niet kunnen vestigen. De stelling, dat de zonering willekeurig is aangebracht achten wij niet bewezen. Wel is juist, dat wordt afgeweken van de afstandsnormen die in de zgn. afstandstabel in het kader van de Hinderwet worden gehanteerd. Bij het vaststellen van de zonering is o.a..rekening gehouden met de meest voorkomende windrichting en het feit, dat de ervaring leert dat met het oog op een goed leef- en woonmilieu wenselijk is dergelijke bedrijven niet al te dicht bij de woonkernen te hebben. Wij achten dit een aangelegenheid die terecht in dit kader wordt geregeld, waarbij wij nog aantekenen dat de Algemene Politieverordening een analoge regeling kent. Reklamant is van oordeel, dat de gemiddelde omvang van het bouwperceel, - I ha, onvoldoende is, wanneer rekening wordt gehouden met voortgaande ontwikkelingen in de bedrijfsbebouwing. Gepleit wordt voor een omvang van - 2 ha. In de toelichting hebben wij reeds naar vorengebracht, dat de bouwpercelen zijn ingetekend na overleg met de agrariërs. Voorts biedt elk bouwperceel meer dan voldoende expansiemogelijkheden voor de eerstkomende 10 jaar. Verder merken wij nog op, dat voorzover mogelijk rekening is gehouçlen met de indivi- duele wensen van de agrariërs en dat dit er vaak toe heeft geleid dat de omvang van een bouwperceel groter is dan - 1 ha. Reklamant is van mening, dat de bevoegdheid van ons kollege om nadere eisen te stellen, aan de plaats en afmetingen van andere bouwwerken, indien wordt gebouwd op plaatsen met agrarische of landschappelijke waarden overbodig is in verband met de geringe omvang van de bouwpercelen en anderzijds de omstandigheid dat reeds uitdruk- kelijk is bepaald welke afmetingen deze bouwwerken mogen hebben. Deze mening kunnen wij niet delen. Het lijkt ons zinvol, dat wij de bevoegdheid houden nadere eisen tg kunnen stellen indien de genoemde waarden in fyet geding zijn. Inderdaad is op dit punt al -veel geregeld in de voorschriften, maap niet elke situâtie is gelijk en met het oog hierop is een bevoegdheid van ons om nadepe eisen te stellen naar ons gevoelen onmisbaar. Reklamant maakt er verder bezwaar tegen, dat de bouw van een 2e bedrijfswoning gebon- den is aan oppervlaktevoorwaarden. Zijns inziens moet deze bepaling worden geschrapt en dient hiervoor in de plaats te worden gesteld een bindend advies van deheer Hoofdingenieur-Directeur van de Bedrijfs- ontwikkeling in Friesland. Deze mening van reklamant kunnen wij in zoverre onderschrijven, dat wij er geen bezwaar tegen hebben dat de Hoofdingenieur-Directeur van de Bedrijfsontwikkeling in Friesland als advies-instantie wordt genoemd. Voor een bindend advies voelen wij in het geheel niet, omdat dit een verdere toetsing door ons in feite onmogelijk maakt. Door reklamant wordt voorts bepleit, dat het mogelijk wordt gemaakt, torensilo's van 20 meter op te kunnenrichten In het ontwerp-plan wordt uitgegaan van de oprichting van torensilo's tôt 18 meter en bij vrijstelling tôt 23 meter.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1979 | | pagina 63