m
- 9 -
I. De heer S. Miedema, It Noarderfjild 4, Stiens.
De heer Miedema maakt bezwaar tegenhet ontwerp-plan omdat het gebied waar zijn
bedrijfsgebouwen staan - zijn gelegen aan It Noarderfjild - niet in het onderhavige
ontwerp-plan is opgenomen.
Het bedrijf van de heer Miedema is gelegen in het inmiddels goedgekeurde bestemmings-
plan Stiens-Industrieterrein.
Aangezien de bestemming van zijn bedrijf niet in dit plan is geregeld kan hij in
dit kader tegen de bestemming hiervan ook geen bezwaar indienen.
J. Stichting Friese Milieuraad, Van Harinxmaweg 17, 9246 TL Olterterp.
De onderhavige stichting is van mening, dat nogal wat natuurwetenschappelijke en
landschappelijke waarden in het ontwerp-plan onvoldoende bescherming genieten.
In het kader van de behandeling van de bezwaarschriften van de Hoofdingenieur-
directeur van de Landinrichting enz. en de Consulent Natuurbehoud bij het Staatsbos-
beheer is hierover reeds voldoende gezegd.
Wij menen dan ook te kunnen volstaan met hiernaar te verwijzen.
Voorts wordt bezwaar gemaakt tegen het bepaalde in lid AJ van artikel 3.
In dit artikel is bepaald, dat wij na vooraf verkregen verklaring van geen bezwaar
van Gedeputeerde Staten vrijstelling kunnen verlenen voor het gebruik van terreinen
als standplaats voor livingvans, caravans, tenten en naar de aard daarmee gelijk
te ste11en onderkomens.
De bedoeling hiervan is om de mogelijkheid tôt aanleg van een kampeerterrein open te
houden.
Reklamant acht het om landschappelijke redenen onjuist, dat buiten de erven van
agrarische bedrijfsgebouwen tenten, caravans e.d. geplaatst kunnen worden.
Uiteraard wordt bij de keuze van een eventuele plaats voor een kampeerterrein rekening
gehouden met de landschappelijke waarden.
Wij menen, dat er in de gemeente nog wel gebieden zijn waar zo iets kan worden toege-
staan, zonder dat het landschap geweld wordt aangedaan.
Om deze reden voelen wij er dan ook weinig voor op voorhand de oprichting van een
kampeerterrein uit te sluiten.
Ook maakt reklamant bezwaar tegen het bepaalde in artikel 4, lid AB,3.
In dit lid wordt \erwezen naar het bepaalde in de Verordening op de kampeerplaatsen en
op de kampeermiddelen.
Verwijzing wordt met het oog op de rechtszekerheid onjuist geacht.
Aangezien in de verordening op de kampeerplaatsen uitvoerig is geregeld wat in het
kader van het zgn. "vrij kamperen bij de boer" wel of niet toelaatbaar is, achten wij
een verwijzing naar deze verordening juist en zeker niet rechtsonzeker
Eveneens op landschappelijke gronden wordt bezwaar gemaakt tegen het bepaalde in
artikel 6.
Dit handelt over de bestemming militaire doeleinden.
Inderdaad zijn de bepalingen wat betreft de hoogte van de gebouwen en andere bouwwerken
vrij ruim, maar aangezien deze bepalingen gelijk zijn aan die van Leeuwarden menen wij,
dat met het oog op de uniformiteit deze bepalingen gehandhaafd dienen te blijven, zoals
in ontwerp aangegeven.
Aan een aanlegvergunningstelsel m.b.t. de vliegbasis hebben wij geen enkele behoefte
en zien wij ook geen noodzaak meer daar aile hieronder vallende voorzieningen reeds
gerealiseerd zijn.
Met betrekking tôt de gemaakte opmerkingen ten aanzien van de kaart en de voorschriften
merken wij het volgende op:
1. Ten onrechte wordt op blz. 4 \an de toelichting gesproken over een op de plankaart
geprojekteerde nieuwe rijksweg 9 van Leeuwarden naar Groningen.
De betreffende passage dient te worden geschrapt.
2. Tegen het veranderen van het renvooi "mesterijen" in "mesterijen en fokkerijen"
bestaat onzerzijds geen bezwaar.
3. Terecht is de aanduiding "kultuurhistorisch waardevol gebied" niet opgenomen onder
de bestemmingen omdat dit geen bestemming is doch sl^chts een aanduiding.
Formeel gezien behoeft het helemaal niet onduidelijk zijn wat de bestemming van
gronden is waarop deze aanduiding ligt omdat uit het kaartbeeld voldoende blijkt
wat de bestemming is.