- 17 -
In het kader van de streekplan-procedure is door u een zogenaamd dorpenplan
vastgesteld waarin bevolkingsgroeicijfers en de daaraan gekoppelde woningbouw-
cijfers zijn opgenomen die naar uw en onze mening uitgangspunt dienen te
zijn voor de gemeente Leeuwarderadeel in het streekplan. Bij de vaststelling
van het dorpenplan is gezegd dat dit plan beschouwd moet worden als een
onderdeel van een herziening van het struktuurplan, waarmee in 1962 doorgegaan
zal worden.
Inmiddels is het streekplan door provinciale staten vastgesteld.
Met de bezwaren die bij de gemeente bestonden tegen de in het plan opgenomen
groei en spreiding van de bevolking is geen rekening gehouden. In ons bezwaai
schrift hebben wij er op gewezen dat een groei met minstens de natuurlijke
aanwas met daarbij, zo mogelijk, een kleine extra groei voor de gemeente
Leeuwarderadeel van groot belang is.
Door de provincie is bij de behandeling van het bezwaarschrift het voor de
gemeente zo belangrijke begrip "natuurlijke aanwas" plots gereduceerd tôt een
"in feite slechts een rekenkundig begrip". De provincie vindt dat het gemeen-
telijk beleid er in het algemeen op gericht zal moeten zijn tenminste voor
degenen die in de gemeente geboren zijn en er blijven wonen (sociaal gebonden)
en die in de gemeente werken (economisch gebonden), woonruimte te kunnen
aanbiedenZij vindt dat door een gericht gemeentelijk beleid in de huursector
en door middel van enige beperkingen in de vestiging van nieuwe inwoners die
niet sociaal en/of economisch gebonden zijn, via nieuwbouw in de koopsector
te allen tijde woonruimte voor de eigen - aan de gemeente sociaal en economisch
gebonden - inwoners beschikbaar zal zijn.
Wat hier allemaal waar van moge wezen, de toekomst zal leren of inderdaad
ook gestalte aan het provinciale beleid gegven kan worden. Geluiden als zou met
name de problematisch geworden woningbouwsektor de uitgangspunten van het
streekplan ernstig ondermijnen, worden soms gehoord.
Naar ons oordeel zal het voor deze gemeente vastgestelde dorpenplan uitgangs
punt moeten blijven voor de gemeentelijke aanpak.
Gekonkludeerd kan worden dat er onder de tegenwoordige omstandigheden afgezien
moet worden van een te gedetailleerde planning. Ook de financiële konsekwenties
van een breed opgezette planning dienen onder ogen gezien te worden. De
offer/effect verhouding schijnt zodanig dat een meer bescheiden planopzet
geboden lijkt. Getracht kan worden deresultatenvan reeds opgedane onderzoekingen
als dorpenplan en het voorontwerp van de herziening van het bestemmingsplan
voor het buitengebied e.d. in elkaar te passen en op zo'n wijze en globale
schets van de ruimtelijke ontwikkeling van deze gemeente te krijgen.