Voorstelnr. 84/17. OnderwerpStiens, 15 februari 1984. Vaststelling bedrag per leerling voor het gewoon lager onderwijs. Aan de gemeenteraad Ingevolge het bepaalde in artikel 55 bis van de Lager Onderwijswet 1920 dient uw raad jaarlijks voor 1 maart het bedrag vast te stellen, dat per leerling voor de openbare scholen voor gewoon lager onderwijs in dat jaar beschikbaar zal worden gesteld voor de in dit artikel bedoelde exploi tatieuitgaven van scholen. Dp grond van artikel 55 quater van genoemde wet is het mogelijk bij de berekening van bovengenoemd bedrag scholen buiten beschouwing te laten die ten gevolge van hun geringe aantal leerlingen of om andere redenen in bijzondere omstandigheden verkeren tengevolge waarvan het voor die scholen geraamde bedrag per leerling van de kosten bedoeld in het eerste lid van artikel 55 bis, aanzienlijk afwijkt van het bedrag, dat voor de redelijke behoefte van een in normale omstandigheden verkerende scholen in de gemeente redelijk is te achten. Een verzoek om toestemming voor het toepassen van artikel 55 quater van meer- genoemde wet dient de gemeenteraad voor 16 maart van het dienstjaar te richten aan de Minister van Onderwijs en Wetenschappen In deze gemeente zijn twee openbare lagere scholen met een betrekkelijk gering aantal leerlingen, ni. de Arjen Roelofsskoalle te Hijum [25 11.) en de Homeie te Britsum (35 1/3 11.). Op zich is dit geen reden voor toepassing van artikel 55 quater, doch uit de voor u bij de raadsstukken ter inzage liggende kostenvergelijking zal u blijken dat de vaste kosten van de scholen te Hijum en Britsum aanzienlijk afwijken van de vaste kosten van de andere scholen. De exploitatiekosten van de kleine scholen te Hijum en Britsum drukken zwaar op het bedrag per leerling. Q.i. is het dan 00k zeker gerechtvaardigd artikel 55 quater der Lager-Onderwijswet 1920 op genoemde scholen van toepassing te verklaren. Oit betekent dat bij de vaststelling van het bedrag als bedoeld in artikel 55 bis der Lager-Onderwijswet 1920 genoemde scholen buiten beschouwing worden gelaten. Gevolg hiervan is dat er een lager bedrag per leerling kan worden vastgesteld, waardoor de gemeente minder aan het bijzonder onderwijs behoeft door te betalen. Tôt de indiening van het betreffende verzoek om toestemming voor de toepassing van artikel 55 quater dient te worden besloten tegelijk met de vaststelling van het bedrag als bedoeld in het eerste lid van artikel 55 bis. Wij stellen u voor overeenkomstig het vorenstaande een besluit te nemen. Een ontwerp-besluit ligt voor u bij de raadsstukken ter inzage. Burgemeester en wethouders van Leeuwarderadeel de secretaris, de burgemeester, J.P.v .d.Kooi H. Boschma Agendapunt4.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1984 | | pagina 13