Artikel 2.16
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiele tegemoetkoming in de
aanpassingskosten van een woonschip indien:
a de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is;
b het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.
Artikel 2.17
Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar
is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking
komt, of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, is sprake
van een gemaximeerde vergoeding. Het bedrag van deze vergoeding wordt in het in
artikel 1.1. onder 1 genoemde besluit nader vastgesteld.
Artikel 2.18
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiele tegemoetkoming in de
aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor
de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als
bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987,
466), van een binnenschip, dat:
a in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als
zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boek gestelde
schepen 1992; en
b bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de
meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van
tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in
de aanhef bedoelde.
Paragraaf 6 Verhuis- en (her)inrichtingskosten
Artikel 2.19 Verhuis- en (her)inrichtingskosten
1 Burgemeester en wethouders kunnen een financiele tegemoetkoming in de verhuis- en
inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1 onder a verstrekken aan:
a de gehandicapte;
b een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de
woonruimte heeft ontruimd.
2 Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiele tegemoetkoming, bedoeld
in het eerste lid, indien:
a de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders op de
aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor hebben ver-
leend;
b de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;
c de gehandicapte verhuist vanuit en naar een woonruimte die geschikt is om het hele
jaar door bewoond te worden;
d de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-inrichting of een bejaardenoord;
e in de te verlaten woonruimte ergonomische beperkingen zijn ondervonden.
3 De hoogte van de financiele tegemoetkoming wordt door burgemeester en wethouders
in het artikel 1.1 onder 1 genoemde besluit vastgesteld.