artikel 15, lid 1.
2. De dualisering. Toevoeging: artikel 3, lid 4.
De modelverordening is bij de laatste wijziging van april 2005 radicaal gedualiseerd. De
gemeenteraad was daardoor bijna niet meer betrokken bij, en minder op de hoogte van de
uitvoering van het monumentenbeleid van de gemeente. Met deze herziening wordt de
controlerende functie van de gemeenteraad op het aanwijzingsbeleid voor gemeentelijke
monumenten weer versterkt.
3. De voorbescherming voor gemeentelijke monumenten. Toevoeging: artikel 3, lid 6.
Dit lid regelt de voorbescherming voor gemeentelijke monumenten zoals die ook voor
rijksmonumenten geldt. De VNG modelverordening kende nog geen regeling voor de
voorbescherming van gemeentelijke monumenten.
4. De termijnen voor vergunningverlening. Wijziging: artikel 11.
In de voorliggende modelmonumentenverordening is een keuzemogelijkheid ten aanzien van
artikel 11 opgenomen. De eerste versie van artikel 11 regelt de vergunningverlening voor
gemeentelijke monumenten volgens de procedure zoals die voorheen ook al in deze VNG-
modelverordening was geregeld. De termijn van deze procedure is wel gewijzigd. Deze is in
lijn gebracht met de termijn van de reguliere bouwvergunning. Veel gemeenten laten deze
twee aanvragen al parallel lopen. Door deze gelijkschakeling van de termijnen worden
onnodige procedurele vertragingen, door niet op elkaar aansluitende termijnen voorkomen.
De totale termijn voor vergunningverlening bij gemeentelijke monumenten is hierdoor wel
korter geworden, maar indien nodig kan deze worden verlengd om zo de kwaliteit van de
toetsing te waarborgen. De tweede versie van artikel 11 regelt de verlening van vergunningen
voor gemeentelijke monumenten volgens dezelfde procedures en termijnen die gelden bij de
vergunningverlening voor rijksmonumenten. In deze versie is afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht (Awb), de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure (UOV) van
toepassing verklaard op de vergunningverlening voor gemeentelijke monumenten.
Aan beide procedures kleven voor- en nadelen. Kiest u voor de eerste versie dan zijn de
termijnen van vergunningverlening korter, u houdt echter twee verschillende procedures, een
voor gemeentelijke monumenten en een voor rijksmonumenten. Kiest u voor de tweede versie
dan heeft u weliswaar te maken met langere termijnen, maar u heeft wel eenduidigheid in de
procedure voor vergunningverlening bij rijks- en gemeentelijke monumenten. Kiest u voor de
tweede versie dan is uw monumentenverordening ook 'voorgesorteerd' voor de invoering van
de omgevingsvergunning (in 2008). De termijnen en procedures in de omgevingsvergunning
zullen de UOV gaan volgen.
5. Noodzakelijke aanpassingen door wijziging Monumentenwet 1988. Wijziging: artikel 16,
lid 1. (artikel 14 lid 1 in de VNG modelmonumentenverordening)
Door het van toepassing verklaren van de UOV (afdeling 3.4 Awb) op de
vergunningverlening voor rijksmonumenten moest artikel 14, lid 1 van de VNG-
modelmonumentenverordening worden aangepast. Nu moet onmiddellijk een afschrift van de
ontvankelijke aanvraag voor een rijksmonument aan de monumentencommissie worden
verzonden. Voorheen moest de aanvraag met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de
monumentencommissie worden verzonden. Aangezien de nieuwe procedure voor
rijksmonumenten niet voorziet in het ter inzage leggen van de aanvraag voor vergunning en
de mogelijkheid van het uitbrengen van zienswijzen moest dit artikel worden gewijzigd.