4. Beantwoording zienswijzen
1. Indiener 1
Op de inhoud van de zienswijze wordt hieronder in punt a tot en met punt I ingegaan.
Zienswijze
a. Indiener geeft aan dat belanghebbende zich niet kan verenigen met het standpunt dat de
Ladder van Duurzame verstedelijking niet van toepassing zou zijn. Het plan zou wel in een
nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien, omdat het een nieuwe ontwikkeling betreft, waarbij
ook sprake is van een functiewijziging, (zienswijze punt 2.1)
Reactie: Artikel 3.1.6 lid 2 en 4 Bro kent geen ondergrens voor een nieuwe, stedelijke
ontwikkeling. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bakent nu
die definitie af in de uitspraken (jurisprudentie). Hieruit blijkt dat de ontwikkeling
altijd bekeken moet worden op het schaalniveau van het dorp of de stad waar het
plaatsvindt, en in relatie tot de grootte van de reeds bestaande gerelateerde
functie. In dat kader kan gesteld worden dat er grenzend aan het plangebied
reeds twee supermarkten van enige omvang aanwezig zijn, met een bijbehorend
parkeerterrein. Het bestaande parkeerterrein van Lidl en Poiesz samen kent 151
parkeerplaatsen. De vergroting betreft 43 parkeerplaatsen. In dat kader betreft
het zowel op de schaal van heel Stiens als op de schaal van het bestaande
supermarktenterrein een geringe ontwikkeling. Aangezien er geen ondergrens is
om een ontwikkeling als stedelijke ontwikkeling te benoemen, kan het vergroten
van een bestaand parkeerterrein aangemerkt worden als nieuwe stedelijke
ontwikkeling. Op bladzijde 12 van de toelichting is aangegeven hoe deze behoefte
kan worden gezien als een "regionale behoefte" zoals bedoeld is 3.1.6. lid 2 Bro.
Deze regionale behoefte wordt opgevangen binnen "bestaand stedelijk gebied".
Onder "bestaand stedelijk gebied" wordt in dit kader verstaan: "Bestaand
stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen,
dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij
behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en
infrastructuur" (artikel 1.1.1. onder h). Aangezien het plan binnen het bestaand
stedelijk gebied valt, is geen verdere onderbouwing van trede 2 en trede 3 van de
ladder nodig.
De raad is in het kader van artikel 3.1.6, tweede lid, onder b, van het Bro, nu een
actuele regionale behoefte bestaat waarin kan worden voorzien binnen bestaand
stedelijk gebied, niet gehouden te beoordelen of ook elders binnen bestaand
stedelijk gebied in de gemeente of de regio in de behoefte zou kunnen worden
voorzien.
Conclusie: uit jurisprudentie blijkt dat in vergelijkbare gevallen de Ladder soms
wel en soms niet van toepassing is. Mocht de Ladder van toepassing zijn, dan is er
nog geen noodzaak trede 2 en 3 te onderbouwen.
3