RAPPORT OVER DE REGELING VAN HET BELASTINGSTELSEL. personeel behooren te worden geheven. Maar nu de verdeeling, hoeveel door directe belasting en hoeveel door die opcenten moet worden gedekt, ziet daar, Mijne Heeren, een punt, waaromtrent zoo min de meerderheid in de sectien, als de commissie van rap porteurs zich met het voorstel van B. en W. kan verccnigen. Het dilemma is zal men den hoofdelijkcn omslag verhoogen met evenredige verlaging van het getal opcenten op liet perso neel, of zal men de laatste verhoogen met evenredige verla ging der eerste? B. en W. stellen voor: 80 opcenten op het personeel, met 75,000 hoofdelijkcn omslag; de meerderheid in de sectiën daar entegen, en uwe commissie van rapporteurs verecnigt zich daar mede, wenseht een hooger maximum van den hoofdelijkcn omslag met een geringer getal opcenten op het personeel. De redenen daarvan zijn kortelijk deze: Men acht den hoofde lijkcn omslag in beginsel eene billijke, regtvaardige belasting. Nu die hier reeds gedurende verscheidene jaren wordt geheven, schijnt het weinig bezwaar te zullen opleveren dien welligt tot een cijfer van 90 a 100 duizend gulden op te voeren. Was er sprake van cene eerste invoering de zaak zou geheel anders zijn. En wat nu betreft de personeele belasting, het moge waar zijn, dat zij als belasting op de vertering ingevoerd is en verde digd wordt, de onbillijkheid veelzins aan hare toepassing verbon den, haar onevenredige druk vooral op nering en bedrijf, schenkt aan uwe commissie van rapporteurs de overtuiging, dat het voor deze gemeente beter is, den hoofdelijkcn omslag vast te stellen tot zulk een maximum, dat het getal opcenten op het personeel, gelijk dat door B. en W. wordt voorgedragen, vermindering kan ondergaan. In elke der sectiën verschilde intusschen het getal opcenten op het personeel, dat men wilde hellen. In de eerste sectie werd dat bepaald op 40, in de tweede op 50 en in de derde op 60. In al de sectiën werd daarbij het maximum dei- directe belasting gesteld op 100,000, terwijl in de derde sectie, waaraan 60 opcenten de voorkeur gegeven werd, dadelijke heffing dier eigene directe belasting slechts tot 90,000 noodig werd geacht. Uwe commissie van rapporteurs heeft bij meerderheid besloten, aan 60 opcenten als max/.mum met 100,000, hoofde lijkcn omslag, eveneens als maximum de voorkeur te geven, met dien verstande alzoo, dat de Gemeenteraad de bevoegdheid erlangt om zich bij beide grondslagen beneden die maxima te bewegen. Gelijk dus ieder jaar bij de begrooting wordt vastgesteld het montant der eigene directe belasting, voor dat jaar te heften, zoo is het ook de bedoeling van de commissie dat die 60 opcen ten niet zullen zijn een gefixeerd bedrag, maar een maximum bedrag, waarvan het voor ieder jaar noodigc getal bij iedere begrooting wordt vastgesteld. Het is der commissie niet gebleken, dat zich eenig wetsvoor schrift hiertegen verzet. De wetgever laat de Gemeentebesturen vrij, alleen met dit voorbehoud„dat er in de gemeente worde geheven een hoofdelijke omslag, minstens gelijk staande met het provenu der opcenten op het personeel." Wel nu, dit zal het Gemeentebestuur bij de jaarlijkschc begroo ting telkens in het oog kunnen houden. Vraagt men nu, waarom uwe commissie zulk een maximum-bedrag van op centen wenschclijk rekent, dan is het omdat zij 60 opcen ten, a jjiiori als norma vastgesteld, te hoog acht, doch aan den anderen kant den Raad vrijheid wil laten tot dat bedrag op te klimmen, wanneer eventueel tengevolge van een te klein getal opcenten., de hoofdelijke omslag tot zulk ecne hoogte zou moeten worden opgevoerd, dat daaruit eenige schok, zóó schade lijk voor het heil eu den bloei der gemeente ware te vreezen. Wijziging van het besluit tot heffing en van de verordening tot invordering van den hoofddlijken omslag, wordt thans in allen gevalle noodig. Daarom stellen B. en W. die voor en wcnschen daartoe eene Raadscommissie benoemd te zien. De derde sectic was van oordeel dat die herziening eigenaar dig aan het Collegie van Dagelijksch Bestuur moest werden opgedragen, als volkomen en beter dan de Raadsleden, bekend met de leemten en gebreken welke der genoemde voorschriften aankleven. De meerderheid der commissie van rapporteurs deelt die ziens wijze der derde sectic niet; zij acht met B. en W, eene zelf standige Raadscommissie beter. Ten slotte zij hier vermeld, dat uwe commissie nog een an der middel van vaste inkomst voor de gemeente wenschclijk acht, nl. eene belasting op de honden, waarvan zij eene jaar- lijksche som van ƒ1000 meent te mogen verwachten. Deze nieuwe heffing vond in de eerste en derde sectic algemeen weer klank in de tweede sectie behaagde zij slechts aan de meerderheid. Eindelijk zij nog ter dezer plaatse medegedeeld, dut de commissie van rapporteurs eenstemmig met B. en W. en met de uitge drukte meening in de sectiën, van oordeel is, dat deze gemeente geen aanspraak behoort te maken, ten einde zij begrepen worde onder de zoodanige, voor welke, volgens art. 10 der wet van 7 Julij 11. (Staatsblad no. 79), afwijking der in artt. 241 en 254, le lid, gestelde regels zal kunnen worden toegestaan. En thans het vorenstaande in verband met de belangrijke cn zaakrijke opgaven van heeren B. en W. in hun rapport en voor stel vervat, resumerende blijkt, dat jaarlijks door belastingen te voorzien is in eene uitgaaf van 216,500. Daarvoor zal naar de zienswijze van de commissie worden ge- geheven */3 van de opbrengst der Rijks personeele belasting 63,600 opcenten op de grondbelasting- 20,700, 60 opcenten op het personeel (maximum) - 39,750 eigene directe belasting, na aftrek van 2 voor oninbare posten (maximum)- 98,000 belastiug op tooncelvcrtooningcn- 700 idem op de honden- 1,000 ƒ223,750. Op grond dezer beschouwingen heeft uwe commissie de eer aan umijne heeren, in overweging te gevenonveranderd aan te nemen de nummers 1, 2, 6 en 7 van het voorstel van B. en W. mede aan te nemen no. 3, met dien verstande, dat in de be trekkelijke ontwerp-verordening worde gelezen, „in plaats van 80 opcenten" „tot een maximum van 60 opcenten," met wijziging, zoover noodig, van de memorie van toelichting; mede aan te nemen no. 4met verandering der datums van in werkingtreding van het daarbij bedoeld beslui ten verordening mede goed te keuren het no. 5 onder toevoeging der woor den „tot een maximum van ƒ100,000;" en eindelijk nog toe te voegen aan het besluit het volgende no. 8„in beginsel aan te nemen, dat er zal worden geheven eene belasting op de honden met uitnoodiging aan B. en W. om de daartoe betrekkelijke voorstellen met gepastcn spoed ter tafel van den Raad te brengen. Aldus vastgesteld bij de commissie van rapporteurs den 21 October 1865. A. DU PARC, lc sectic. Z. S. de HAAN, 2e sectie. E. ATTEMA, 3c sectie en rapporteur. II RAPPORT der COMMISSIE van RAPPORTEURS, benoemd door dc sectëin van den Gemeenteraad voor de begrooting der inkomsten en uitgaven der gemeente Leeuwarden, dienst 1866. Vermits de algcmcenc beschouwingen over deze begrooting, voor zoovci're die in de sectiën zijn gehouden, geene aanleiding hebben gegeven tot bepaalde voorstellen, meent uwe commissie van rapporteurs dadelijk tot behandeling der onderdeden te kun nen overgaan. Hieromtrent werden de volgende aanmerkin gen gemaakt. Uitgaven. Hoofdst. I, afd. I, art. 1. Jaarwedde can den Burgemeester, tart. 2. Jaarwedde van de drie IVet houders. Art 1. In dc eerste sectie is besloten bij meerderheid van stemmen, voor deze post uit te rekken dc som van ƒ2400, op grond van bekende, meermalen herhaalde motieven. De meerderheid der commissie van rapporteurs is echter van oordeel, dat er onder de tegenwoordige omstandigheden moeije- lijk sprake kan zijn van traktementsverhooging van den Bur gemeester, omdat de Raad den schijn eenigermate op zich laadt, van daardoor te eerder in dc Burgemeesters-vacature tc willen doen voorzien, iets wat strijdt èn met de waardigheid van den Raad, èii met dc aehtbaarheid van het ambt. Bovendien vreest dc meerderheid der commissie van rapporteurs, dat dc voordragt tot verhooging van het traktement van den Burgemeester, bij het gewestelijk gezag wel hetzelfde onthaal zou vinden, als de in der tijd gedane aangaande dat van den Secretaris. Art. 2. Jaarwedde van de drie Wethouders. Hierbij werd in del' sectie gewezen op de noodzakelijkheid van de benoeming van een vierden Wethouder tijdelijk aan te stellen, „op grond van solidaire verpligtingen, hier cn daar op het collegie rustende." De commissie van rapporteurs moet verklaren, het gewigt van dit argument niet te vatten. Haar zijn geene voorbeelden bekend van solidaire, natuurlijk in den wettelijken zin van solidaire ver pligtingen, waaraan het collegie onderworpen zou zijn. Doch al ware hiervan eenig voorbeeld aan te wijzen, des neen, dan nog acht de commissie, het wenschelijkc daargelaten, het argument niet krachtig genoeg, om daarmee bij den Raad op nieuw aan te dringen op eene zaak, waarvan hij nog zeer onlangs het onnoo- digc krachtig en duidelijk heeft uitgesproken. Art. 7, a. Jaarwedde van den Architect. In alle sectiën heeft het voorstel van B. en W., om dietc brengen op 1600, weer klank gevonden, in dc eerste sectic vooral met het oog op en op grond van het duurzaam vele werk van den Architect en don aard der betrekking. Intusschen zijn er leden geweest, bepaaldelijk in dc derde sec tie, die meencn, zich niet tot het voorstel van B. en W. ten deze te moeten bepalen, doch die eene schrede verder wcnschen te gaan, door namelijk dat traktement te brengen op 1800. Die leden achten een traktement van 1800, met vrije woning een convenabel traktement voor den Architect van cene gemeente als Leeuwarden. Zij deden opmerken, hoe deze ambtenaar in den laatsten tijd door den omvang zijner betrekking wordt verhin derd particulier werk tc verrigten. Het voorbeeld van Schiedam, waar die ambtenaar, behalve andere voordcelen, een vast trakte ment van 2200 geniet, werd bijgebragt om te doen uitkomen, dat men 1800 toestaande, niet kon worden beschuldigd van roekclooze verkwisting. Een voorstel, om deze jaarwedde uit te trekken voor 1800, werd in de 2e sectic afgestemd, doch in de 3' aangenomen. Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Gouuant, De commissie van rapporteurs is bij meerderheid van stemmen tot het besluit gekomen, dat de onderwerpelijke wedde behoort te worden gesteld op 1800, waartoe zij de eer heeft, bij deze het voorstel te doen. Zij acht het ook daarom nuttig, omdat aan den Architect op deze manier cene positie wordt verzekerd, die het voor hem onnoodig maakt naar elders om te zien, ten einde zijn lot te verbeteren. De minderheid der commissie van rapporteurs Rchtte echter een traktement van 1600, met vrije woning en gedeeltelijk vrij licht, ook met het oog op de traktementen van andere geraeente-arabtonaron zeer voldoende. Art. 3. Jaarwedde der ambtenaren aan de Secretarieenz. Verscheidene leden in de onderscheidene sectiën betreurden het, dat nog altijd onafgedaan was gebleven het aan den Raad gedaan verzoek van die ambtenaren zelve, tot verbetering van hunne trak tementen. Die leden zouden alzoo gaarne zien, dat het collegie van B. en IV. dat verzoek, door zijn advies gesterkt, spoedig ter tafel van den Raad bragt, om in deze eene beslissing te nemen. Zonder in deze tc willen vooruitloopen, achtten vele leden verbe tering dier traktementen cn vooral meer evendigheid tusschen bekwaamheid cn belooning dringend noodig. In dezen stand dei- zaak, die, naar men meent, naauw zamenhangt met eene reorga nisatie der gemeentelijke Secretarie, volgt de commissie van rap porteurs de sectiën, door namelijk zich te onthouden van eenig voorstel, maar het aangelegen onderwerp en dc afdoening daarvan nadrukkelijk aan het collegie aan te bevelen, De commissie van rapporteurs acht dit ook toepasselijk op Hoofdstuk 1, afd. V, art. 3 en op hoofdst. I, afd. VII, art. 2, bezoldigingen van de beide ambtenaren, werkzaam bij de afdeeling „Burgerlijke stand cn be volkingsregisters." Hoofdst. I, afd. II, art. 1. Presentie-geld van de leden van den Baad. In de eerste en tweede sectie werd het voorstel, om dezen post van de begrooting te schrappen, niet aangenomen. Niette min stelt uwe commissie van rapporteurs eenstemmig voor, dat presentie-geld voor de leden van den Raad van de begrooting te verbannen, 't Is, naar het oordeel van de commissie, min stroo- kend met de waardigheid van de betrekking van Raadslid, daar aan in eene gemeente als deze eene toelage te verbinden voor het bijwonen der vergaderingen. Zoo wordt dan ook in de meeste aanzienlijke gemeenten des lands geen presentie-geld geheven 't kan alleen grond vinden in zoodanige gemeenten ten platten lande, waar de leden voor vaak noodwendige reiskosten behoo ren te worden schadeloos gesteld. Wanneer dc leden van den Raad hun presentie-geld, dat voor ieder hunner weinig meer dan niets is, laten varen, dan zal het in zijn geheel gebleven, nog kunnen dienen ter bestrijding van deze of gene nuttige uitgaaf. De commissie van rapporteurs heeft mitsdien de eer voor tc stellen: art. 1 van afd. II van Hoofdstuk I te roijeren en, in verband daarmede, aan art. 3 van afd. X van Hoofdstuk II, uit gaven ten behoeve van onderscheidene commission, de sectie-ver gaderingen, toe te voegen de woorden„Raadsvergaderingen" cn dat artikel dan uit te trekken voor de som van 500. Hoofdst. Ill, afd. I, art. 1.. Onderhoud van wegen, straten enz. Hierbij is in ecne der afdeelingen ter sprake gekomen de omstan digheid, dat dikwijls werken van onderhoud en van kleinen omvang te lang onafgedaan blijven. Daarbij had men op het oog twee bruggen op den Gracbtswal, wier leuningen nog steeds op de herstellende hand van den werkman wachten. Bij hef verlecnen van dit crediet wordt de aandacht van liet Dagelijksch Bestuur hierop gevestigd cn wenseht de commissie van rapport tcurs genoemd bestuur te verzoeken, den stedelijkcn Architect 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1865 | | pagina 2