26 MEMORIE VAN BEANTWOORDING VAN HET RAPPORT DER COMMISSIE OMTRENT DE BEGROOTING. belasting 74.000.—af voor oninbare posten 1480.—blijft 72,520.—. Afd. VI. Art. 1. Belading op de honden. Tegen bet door de Commissie voor de opbrengst dezer belasting uitgetrokken cijfer van ƒ1000.bestaat, voor bet geval tot de beffing mogt wor den besloten, geen bezwaar. Afd. VIII. Art. 2. Opbrengst van den tol op den weg van Leeuwarden naar Hijum. Men gelooft met de Commissie van rapporteurs, dat het tot geen resultaat zou leiden wanneer thans reeds op nieuw bij het bestuur der gemeente Leeuwarderadecl op de opheffing dezer tollen werd aangedrongen. Beter acht men het, daarmede te wachten tot het tijdstip waarop cene nieuwe ver pachting zal moeten plaats hebben. Art. 3. g. h. i. Opbrengst van drie bruggen bij gaardering. Art. 7. Opbrengst der kaai- en walgelden. Omtrent de inning dezer belastingen wordt verwezen naar hetgeen daaromtrent is aangemerkt bij Hoofdst. VI, afd. IV, Artt. 86, c, d en 10 der uitgaven. Art. 5. Opbrengst van de Stadswaag. Dat de aanvoer van kaas aan de waag alhier, in vergelijking met vroeger, niet toe neemt kan niet worden ontkend. Bij een deswege ingesteld onderzoek is het gebleken, dat de voornaamste oorzaak daarvan is gelegen in hel grooter aantal comraissie-koopers die tegenwoordig hunne inkoopen aan de huizen der boeren doen. Het gemak dat daarin voor deze laatsten is gelegen, maakt dat zij minder gebruik van de waag alhier maken, waartoe sommigen bovendien worden genoopt, omdat zij zoodoende geeno voorstaans- gelden behoeven te betalen, iets waarin zij vervallen, door do wijze van verkoop, doordien de meesten hunne waar op den wagen vóór de waag ten verkoop verkiezen aan te bieden, in plaats van die af te laden en onder den "IVaagsluifcl te plaatsen, in welk laatste geval zij geen marktgeld hebben te betalen. Of en iu hoe verre aan het laatst bedoeld bezwaar kan worden tegemoet gekomen, bijaldien het werkelijk van beduidenden invloed op den aanvoer van kaas aan de Waag alhier mogt blijken te wezcri, zal worden nagegaan, alvorens tot eene nieuwe verpachting der voorstaans- gelden worde besloten. Art. 9 a, d en e. Opbrengst van schoolgelden. In verband met hetgeen bij Hoofdst. VII, Afd. II. Art. 1 b. der uitgaven is opgemerkt, zal, wordt tot eene verlaging van het voor de daar bedoelde toelagen uitgetrokken cijfer besloten, de opbrengst van schoolgelden aan het stedelijk gymnasium alhier, 400 lager ge raamd en alzoo op 850 gebragt moeten worden. Wat verder de in twee der seetieu gewcnschtc verhooging der schoolgelden in de burgerschool voor jongens en in die voor meisjes betreft, dienaangaande kan men zich vooralsnog geheel met de zienswijze van de meerderheid van do Commissie van rapporteurs vereenigen. Bij de invoering van het gymnastisch onderwijs in deze gemeente, zal echter dienen overwogen te worden of en in hoeverre er ter men geacht kunnen worden te bestaan, om, met betrekking tot die scholen, op welke dat onderwijs zal worden gegeven, cenige ver- hpoging van het schoolgeld toe te passen. Hoofdst. Ill, Art. 1. Baten en opkomstenspruitende uit voor werpen aan de gemeente in eigendom behoorende. De redactie der toelichting van dit artikel (Memorie bi. 10) zal aan het slot slechts in zoo verre gewijzigd behoeven te worden, dat de woor den verpachtenwerden geroijeerd. Men meent dat zij overigens in haar geheel kan worden gelaten. Art. 2, lett. m. Huur van de voormalige Infirmerie in de Kleine Kerkstraat. Ofschoon men voorshands niet gelooft dat het hier- bedoclde pand op meer voordeclige wijze kan worden benuttigd, vooral wanneer men de inrigting daarvan in aanmerking neemt, is men toch gaarne bereid omtrent dit punt een nader onderzoek in te stellen. Art. 3. Huur van den Stads- of Prinsentuin. De Commissie I van rapporteurs schijnt hier voorbij te hebben gezien, dat de ver- I schillende rekeningen en verantwoordingen van het beheer van 1 den Stads- of Prinsentuin, in den Raad gebragt, en voor de leden I ter visie nedergelegd zijn. De afsluiting van die over het jaar I 1864 is door toevallige omstandigheden vertraagd, doch kan thans I geschieden, waarna ook deze rekening en verantwoording den I Raad ter kennisneming zal worden aangeboden. Hoofdst. IV. Ontvangsten van verschillenden aard en toevallige I baten. lo. Koopsom vun eene zekere hoeveelheid grond ten behoeve I van den spoorweg Harlingen-Groningen. Dat in dit hoofdstuk de I bovenbedoelde koopsom „voor memorie" worde aangebragt, daar- I tegen bestaat geen bezwaar. Omtrent die som bestaan nog ver- I wikkelingen, die aan de inning dier gelden in den weg staan. 2o. Ontvang van de Bank van Leeninguit hel bij die instelling I aanwezig en tot nu toe verbleven reservefonds. Het hier bedoelde I oversehot kan op de gemeente-begrooting geen plaats vinden. Bij art. 16 van het reglement voor de Bank van Lcening der I stad Leeuwarden, vastgesteld door den Raad, den 10 Maart 1834, I goedgekeurd bij koninklijk beslu t van den 19 April daaraan- I volgende no. 27, zijn bepalingen gemaakt omtrent de wijze, I waarop jaarlijks, na approbatie van de rekening van het afge- I loopen jaar, over het geheel of een deel der zuivere winsten I moet worden beschikt. Die beschikking is in de laatste jaren I telkens, en ook in dit jaar, bij de goedkeuring en vaststelling I der rekening aangehouden. Men stolt zich echter voor, bij de I behandeling der rekening over het jaar 18G5, op deze aungc- I legenheid bedacht te zijn. Hoofdst. V. Geldleening. Het zal van de regeling der uit- I gaven afhankelijk zijn of en in hoeverre de geldleening kan I worden vermeden. Men gelooft echter dat er allezius- termen I bestaan om aan te nemen dat dezelve niet noodig zal zijn. Het Oollegie meent echer cenige bedenking te moeten maken I tegen de berekening die dc Commissie aan het slot van haar I rapport bijbrengt, aangaande het bedrag der uitgaaf waarin moet I worden voorzien. Die berekening stemt niet geheel overeen met I de voorstellen tot vermeerdering eri vermindering door de Cominis- I sic gedaan. Naar men meent, dient die berekening der uitgaaf al- I dus te worden gesteld De uitgaven der bcgrooting bedragen ƒ379,005,54. Volgens liet gevoelen der Commissie worden ze verminderd I met 6,000, wegens minder openb. werk., 550 presentiegeld, I 400 veranderlijke toelagen aan de docenten van het gymnasium, I ƒ160 prijs harddraverij, te zamen ƒ7,110; en vermeerderd met I ƒ900 muziek, ƒ500 traktement van den architect, 300 kosten I der gas-commissic, 1,000 brand-assurantic, 200 uitgaven voor I vergaderingen, 25 kosten van inning der hondenbelasting, te I zamen ƒ2,925, zoodat de gchcelc vermindering is 4,185; moet I alzoo worden voorzien in de uitgaaf van 374,820.54. Aangaande die der inkomsten heeft men geene aanmerking I op het daarvoor berekend bedrag van 377,515.67. Het zal echter van dc nadere beraadslaging omtrent dc be- I grooting afhangen, welke wijziging een en ander zal ondergaan. I Aldus vastgesteld den 31 October 1865. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, DIRK ZEPER, L. B. Be Secretaris De ÖVVART. 27 VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, ge houden op Dingsdag den 7 November 1865. Aanvankelijk 17 later 19 leden tegenwoordig. Afwezig de hoeren Mr. C. Wiersraa en Mr. J. Minnema de With. Voor zitter de heer 1). Zeper, die op het bepaalde tijdstip de verga dering opent en daarbij te kennen geeft dat de heer Wiersma hem heeft berigt wegens ambtsbezigheden deze vergadering niet te kunnen bijwonen. lo. Zijn gelezen cn onveranderd vastgesteld de notulen van de laatstgehoudenc vergadering dd. 26 Oct. 1865. 2o. Voorstel van Bnrg. en Wcth. tot het verlcenen van een eervol ont-lag aan de leden van de plaatselijke commissie van geneeskundig toevoorzigt, naar aanleiding van art. 27 der wet van den 1 Junij 1865, (S. bi. no. 58), regelende het geneeskun dig staatstoezigt, in verband met het koninklijk besluit van den 3 Junij daaraanvolgende, (St. bl. no 64). Nadat dit voorstel door den Secretaris was gelezen, is op voor stel van den Voorzitter besloten het onmiddellijk in behandeling te nemen. Niemand der leden daaromtrent het woord verlangende, is daarop overeenkomstig gpzegd voorstel besloten lo. Aan de hecren: J. E. Simon, L. Gescher, E. Bloember gen, J. J. Bruinsma en A. Meursinge IIz., leden van de plaatselijke commissie van geneeskundig tocvoorzicht alhier, een eervol ont slag als zoodanig te verleenen, onder dankbetuiging voor de door hen in die betrekking bewezen diensten 2o. Te bepalen, dat het sub lo. hiervoren bedoeld ontslag, zal worden gerekend ingegaan te zijn den len November' 1865 3o. B. en IV. uittenoodigen omtrent de overname van het archief van bedoelde commissie de noodige voorziening te treffen. 2o. Rapport en voorstel van B. en W. betreffende rege ling van het belastingstelsel der gemeente, naar aanleiding van de wijziging der gemeentewet, wat betreft de plaatselijke belastingen. De voorzitter opent de beraadslagingen over de algemeene strek king van dit punt. De heer Attema meent te weten het de gewoonte is dat de beraadslagingen loopen over de conclusie van het voorstel van rapporteurs, dit geschiedt bij alle zoodanige zaken; dc bedoelde conclusie is ook hier het onderwerp der discussiën. De Voorzitter verklaart niets tegen eene zoodanige wijze van handelen te hebben, doch vermeent dat ook evenzeer de conclu sie van het voorstel van B. en W. tot het onderwerp der beraad slaging kan strekken. De heer van Assen zegt, dat de wijze van behandeling door den heer Attema bedoeld, in deze vergadering steeds is gevolgd wordt de conclusie der commissie van rapporteurs aangenomen, dan blijkt het van zelf wat er van het voorstel van B. en W. geworden is. De heer Bloembergen is van oordeel dat men het een en an der zeer wel kan combineren bij de beraadslaging. Hij wijst er evenwel op, dat de conclusie der commissie van rapporteurs om trent de ondcrwerpclijke zaak, aan de hand geeft, om onveranderd aantencmen de nummers 1. 2. 6 en 7 van het voorstel van B. W. zoodoende wordt men toch eigenlijk teruggebragt tot de be handeling van het voorstel van B. en W., volgens dc aanwijzing in de conclusie van de commissie van rapporteurs. Spreker acht het verkieslijker de punten der conclusie van B. en W. achter eenvolgend in behandeling te nemen, en daarbij tevens regard Bijvoegsel tot de Provinciale Puiescje Coukawt, to slaan op het gevoelen van dc commissie van rapporteurs, daar waar deze met B. en W. verschillen. De heer DuparC acht eene wijze van behandeling als door den heer Bloembergen wordt voorgestaan wel eenigermate min wen- schelijk. Het voorstel van de commissie dient het onderwerp der beraadslaging uittcmakeu, want de geheele zaak is, als het gevoelen der commissie van rapporteurs, in haar rapport zaraen- gevat. Overigens komt het ook vrij wat op hetzelfde neer. De Voorzitter zegt, heeft hij den heer Duparc begrepen, het de bedoeling is om het rapport der commissie van rapporteurs tot grondslag der discussiën te doen strekkenpersoonlijk heeft hij daar niets tegen, doch, bedriegt hem zijn geheugen niet, dan is vroeger dikwijls anders gehandeld. De heer Duparc verklaart, dat de bedoeling deze is: Wat is het voorstel van de commissie? is dit overeenkomstig het primi tieve voorstel van B. en W. welnu, dan spreekt het van zelf dat er geen beletsel tegen zoodanige behandeling bestaat, bestaat er daarentegen verschil, dan is het de vraag wat zeggen B. en W. Zijns inziens behoort de conclussie van rapporteurs het onder werp der beraadslaging uit te maken. Dc Voorzitter in aanmerking nemende dat men het eigenlijk- in hoofdzaak eens is, stelt (Darom voor om het voorstel van de commisie van rapporteurs te volgen. Dien overeenkomstig wordt eenstemmig besloten. Naar aanleiding dan van meer bedoelde conclussie stelt de Voorzitter voor, om punt 1 van het voorstel van B. en W. onveranderd aan te nemen en te besluiten. lo. Vasttcstellen het hierbij in ontwerp overgelegd besluit tofc beschikking over vier vijfde gedeelte van de opbrengst der rijks belasting op het personeel, tot dekking der plaatselijke uitgaven in deze gemeente, benevens de daartoe betrekkelijke memorie van toelichting. Nadat hiertoe was besloten en bedoeld ontwerp besluit eenstemmig onveranderd was aangenomen, zegt de heer Bloembergen, dat ook dc ltaad zijne sanctie aan de betrekkelijke memorie van toelichting dient te geven en aangezien nu die memorie, in opzigt tot de daarin voorkomende becijferingen, wel ecnige wijzigingen dient te ondergaan, stelt hij voor, de goed keuring dier memorie aan te houden of wel aan B. en W. op te dragen daarin de vcreischte wijziging aan te brengen, aan het eerste zou hij de voorkeur geven. Dc Voorzitter stelt voor de bedoelde goedkeuring voorloopig aan te houden, waarmede dc vergadering zich vereenigt. Vervolgens stelt de Voorzitter voor om, insgelijks naar aanlei ding van de conclusie der Commissie van rapporteurs, punt 2 van het voorstel van B. en W. onveranderd aantenemen en te besluiten: 2o. desgelijks vasttestellen, het besluit tot heffing van 40 en 10 opeenten op de grondbelasting, met bijbehoorende me morie van toelichting, mede in ontwerp overgelegd. Ook hiertoe wordt eenstemmig besloten en het bedoeld ontwerp-besluit onver anderd aangenomen eri tevens besloten om de memorie van toe lichting, bij dit besluit behoorende, als behoevende evenzeer wij ziging wat de cijfers betreft, voorloopig aantehouden. Alsnu korat in behandeling de conclusie van de Commissie van rapporteurs, strekkende: om mede aantenemen no. 3 der voorstellen van B. en W. met dien verstande, dat in de betrek kelijke ontwerp-verordening worde gelezen,, „in plaats van 80 opeenten,5' „tot een maximum van 60 opcenten," met wijziging zoo ver noodig, van de memorie van toelichting. De heer Bloembergen zegt zich met dit voorstel niet te kun nen vereenigen, op de gronden in de memorie van beantwoording ontwikkeld, waarbij door B. en "W. de mcening is uiteengezet 3

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1865 | | pagina 1