30
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Dingsdag 7 Nov. 18 65.
te lossen, wat verkieslijker is te achten, of omslag, óf opcenten
op het personeel daartoe heeft hij nagegaan de kohieren van
den bewusten omslag en die der personele belasting, zoomede de
oninbare en kwade posten deswege, en is tot het resultaat gekomen
dat de sommen op beide als oninbaar afgevoerd, onge eer één
pet. van het geheel beloopen. Spr. zal zich wanneer zijne ziens
wijze omtrent de berekening der gewone uitgaven wordt gedeeld
en de 16,000 waarop hij heeft gewezen, daaruit wordt genomen
scharen bij een voorstel tot heffing van 50 opcenten.
De heer Attema verklaart tot die leden tc behooren welke de
omslag verhoogd, de opcenten verlaagd wenscbcn tc zien. l>c
personele belasting is door deze in bescherming genomen, door
gene bestreden; vele gebreken kleven haar, zijns inziens aan.
Spr. noemt ze eene belasting op de verteering en bepaald druk
kend voor de nijverheid, handel en bedrijf. Ook de hoofdelijke
omslag heeft zijn bezwaar, dit is niet tc betwisten, maar in be
ginsel0 is hij billijk en regtvaardig tc noemen. Wanneer men
o-eeft, naar 't geen men heeft, wordt de billijkheid betracht. Maar
aangenomen die groote bezwaren, dan nog hebbc men op liet
oog te houden, dat het hier niet geldt eene eerste invoering
der belasting, het is slechts verhooging, uitbreiding ccner be
lasting waarvan men de leemten kent en die men bij magtc is
te kunnen verbeteren.
Hij acht het veel billijker en regtvaardigcr de ingezetenen op
deze wijze, dan door opcenten op het personeel te treil'cn. Betaalt
de kleine burgerman nu niets in den omslag, hij ziet er geen
bezwaar in hem, na aangebragtc wijziging dier belasting, daarin
wel eenigzins te treffen. Immers, wat wint hij niet bij de af
schaffing der accijnsen, b. v. enkel de brandstof, op elke verbruikte
ton turf bespaart hij 10 cents, vroeger voor belasting besterad.
Aangaande het niet stellen van een maximum van opcenten,
erkent hij het gerezen bezwaar, doch doet het hem leed dat dit
bezwaar bestaat; het ware oneindig gemakkelijker en ofschoon
hij niet kan vatten het raison d'etre om voor omslagen wel,
voor opcenten niet zoodanig maximum aan te nemen, zal hij moe
ten bukken voor de overmagt. Daarom wil hij een fixuin stellen
doch niet van 60, maar van 50 opcenten. Hij doet dit op grond
van zijne bovenstaande bewering en met liet oog op (le begroo
ting voor 1866, alsmede om de overige voorstellen tot elkander
te brengen. Naar de overtuiging van de commissie van rappor
teurs, zijn voor 1866 niet meer dan 60 opcenten beuoodigd. Ilij
stelt daarom voor te heffen 50 opcenten op de personele belasting.
De heer Oosterhoff verklaart zich voor de verhooging van
den omslag, op de navolgende gronden: dat hij de heffing van
opcenten op de rijks-personele belasting niet wcnschelijk maar
onraadzaam acht, omdat op die wijze meer de verteering dan het
inkomen wordt getroffen, wat naar zijn oordeel in strijd met het
beginsel van den Wetgever isdeze toch heft de verbruiksbelas
tingen op, omdat allen hetzij vermogend of behoeftig, daarin gelij
kelijk deelen; de minvermogende tc ontheffen is het kennelijk
doei van den Wetgever, het meest gehuldigd beginsel in de Staat
huishoudkunde.
Nu staan twee wegen ter bewandeling voor den Raad open.
beide, en door B. cn W. èn door de commissie, doch op verschil
lende wijze aangeprezen heffing van opcenten op het personeel
en verhoogde heffing van den omslag. Spr. acht het niet twijfel
achtig welke de beste weg is, althans hij zou gaarne zien dat men
de eigene directe plaatsel. belasting, als eenig middel behield, vooral
0ok omdat het heffen van opcenten op eene belasting, lijdende
-,an menigte van leemten en gebreken, hem bepaald onraadzaam
voorkomt, kleven er ook al gebreken aan den hool'dclijken omslag,
men vcrbcterc die cn hcrstelle wat minder goed is. Ware met
de wijziging van art. 212 der Gemeentewet niet tevens vervallen
de daarbij behoorende tabel, of had dc Wetgever aan de gemeen
ten de bevoegdheid gelaten, de bedoelde opcenten naar gelang
van dc meerdere of mindere belastbaarheid der panden, en niet
in gelijke rede tc kunnen heffen, hij zou er minder bezwaar in
zien. Spr. kan zich evenwel niet. ontveinzen liet bezwaar der
commissie tc deelen om de gehcele financiële huishouding der
gemeente, van den hoofdelijken omslag afhankelijk te maken, en
het is daarom dan ook dat, ware dit niet reeds door een ander
lid geschied, hij zoude wenschen voor te stellen, om als maat
regel van overgang te besluiten tot dc heffing van 10 opcenten
op het personeel cn evenredige v< rhooging van den omslag.
De heer de Haan verklaart zich met. ccne heffing van 50 op
centen te kunnen vereenigen, misschien zou hij geneigd zijn tot
10 af te dalen; 50 ope. komt hem voor deze gemeente niet te
drukkend voor. Wat betreft het stellen van een maximum, hij
had het gaarne gewild, om reden men zich beneden dat maxi
mum beter had kunnen bewegen. Bestaat nu werkelijk het aan
gevoerd bezwaar, welnu, dan zal men een fixtim stellen, maar
dat wil Spr. niet hooger dan tot 50 ope. opvoeren, omdat men
niet meer noodig heeft. Hij wenscht voorts toch te observeren,
dat het bovenbedoeld bezwaar zijns inziens moeijelijk uit de wet
is op te maken, cn dat in elk geval, dat bezwaar dan ook voor
een maximum van den omslag bestaat; bovendien keurt hij eeno
van tijd tot tijd voorvallende wijziging van het hoffingsbcslnit af.
Dc heer Duparc acht zicli geroepen, sommige Sprekers die zijne
zienswijze hebben bestreden, te beantwoorden, doch zal daarbij
kort zijn. De heer Rengers hoeft gesproken van eene heftige
acte van beschuldiging tegen de personele belasting, door Spr.
geuit; hij heeft dit niet gedaan, maar zich eenvoudig gerefereerd
aan het bijna algemeen gevoelen daaromtrent. Werkelijk de hoof
delijke omslag is billijk cn regtvaardig; dc heer Attema heeft
daarop ook reeds gewezen en Spr. doet dienaangaande een beroep
op den Raad, die ook vroeger reeds van gelijk gevoelen blijken
gaf; wanneer iets in principe goed is, doch dc praktijk gebreken
aanwijst, dan kan men die gebreken wegnemen, iets waartoe de
Raad geheel bij magte is. Men noemt dc personele belasting
eene belasting op de uiterlijke welvaart; Spr. heeft respect voor
de beschouwingen van den Minister van Finantien, doch zijn oor
deel over die belasting is gansck anders. Dc heer de liaan vindt
er een gegrond bezwaar in om ook het maximum van den omslag
te stellen cn grondt dat bezwaar op dc bepaling van art. 217
der Gem.wet; Spr. beschouwt dit anders; als post van begrooting
wordt het te heffen bedrag van den omslag, telken jure daarbij door
Ged. Staten goedgekeurd; wat betreft het beweerde door den
heer Jongsma, alsof dc wet op de personele belasting eene wet
van vrijdommen zou zijn, zoo merkt Spr. op, dat, ware die bewe
ring juist, het best maar zou zijn, in 't geheel maar geen opcen
ten te heffen, daar het provenu toch maar g ring zou zijn. Voorts
heeft de heer Jongsma beweerd, dat buitengewone werken door
buitengewone lecningen moeten worden bestredenook dc com
missie van rapporteurs is van dit gevoelen, doch de begrooting
bevat aanwijzing van de opkomsten wegens vier maanden heffing
van de verbruiks-belastingen, en die opkomsten kunnen voor dc
voorgedragene buitengewone werken strekken. Voorts heeft de
heer Jongsma gezegd Spr. de huurkoetsiers in dc vergadering
heeft gebragt; hij heeft gesproken over den nijvcren stand en de
huurkoetsiers slechts als voorbeeld genomen, dat zij behalve in
het patentregt, ook nog in de personele belasting belangrijk;
wegens hun beroep worden getroffen.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Dingsdag 7 Nov. 1865.
:U
Dc heer van Assen zegt, gcaarscld te hebben aan deze dis-
cussien deel te nemen. Spr. zal den druk van de hierwbe-
sproken belastingen niet gevoelen; niet te min neemt hij de
zaak ernstig ter harte cn heeft hij haar aandachtig beschouwd.
Spr. is tot de conclusie gekomen, geene 80 opcenten te willen,
omdat het hem inderdaad onbegrijpelijk voorkomt, dat men53,000
als inkomsten wil trekken, wegens eene belasting die op zulke
slechte grondslagen berust. Hij acht het daarom, na de belang
rijke discussion over het voor en tegen van opcenten en omslag
te hebben gehoord, verkieslijk, het aantal opcenten op het per
soneel te heffen, niet hooger dan op 40 tc stellen. Elke belas
ting is impopulair, maar eene inkomsten-belasting verdient ver
reweg de voorkeur. Spr. onderschrijft wat de commissie van
rapporteurs daaromtrent in haar rapport heeft gezegd en is geneigd
<le hoofdelijke omslag in bescherming te nemende daaraan
klevende gebreken kunnen van tijd tot worden weggenomen,
is het waar dat in deze gemeente welvaart hecrscht, welnu, dan
is immers 100,000 niet te hoog als omslag. Met het perso
neel is dit geheel anders en refereert Spr. zich daaromtrent aan het
gesprokene door den heer Duparc, ook hij noemt het eene be
lasting op de nijverheid. Spr. gaat bij de beschouwing over
dusdauigc zaak, gaarne met zijuc eigene positie te rade ook
hij heeft voor zich berekend wat voor- of nadeelig was, en dan
moet hij verklaren, dat hij geene vrijheid heeft de personele be
lasting in bescherming te nemen. Hij heeft voorts naar een
reden gezocht, waarom B. en W. een zoo hoog getal opcenten
voordragen, cn dan heeft hij de beweegreden daarvoor ecniger-
raate gevonden in het doel van hun Collcgic, om ook, (loor het
heffen van opcenten tot zoodanig bedrag, de zoodanige te treffen,
die wegens het tijdelijke van hun verblijf in de gemeente, door
de directe belasting niet of slechts voor een gering deel bereikt
kunnen worden. Spr. erkent de juistheid dier meening, doch
merkt op, dat dit eene exceptie is en dat daartegenover een
groot getal ingezeten staat, wier belang dergelijke heffing niet
gedoogt. Hij verklaart zich ten slotte vóór 40 opeenten of zoo
niet voor 50; gaarne had hij een maximum gezien.
De heer Gorter verklaart geaarseld te hebben het woord te
voeren over eene aangelegenheid, bereids door voorgaande Sprs.
breedvoerig uiteen gezet. Hij zal zich evenwel vóór het amen
dement van den heer Bloembergen verklaren. Elk kan eene be
rekening maken wat het verkieslijkstc schijnt, óf personeel, óf
omslag. Er is gesproken, dat door het heffen van opcenten op
de personele belasting, de nijverheid te zeer zoude gedrukt wor
den, doch Spr. ziet dit zoo erg niet in. Eene verhooging van
den omslag tot ƒ100,000 heeft ook degelijk haar bezwaar. Hij
zal voor 60 opcenten zijn, op grond van het cijfer der begroo
ting. De heer Jongsma heeft beweerddat buitengewone werken,
buitengewone middelen vereischen, dit zoo zijnde zou er geen
verband tusschen begrooting en memorie van toelichting zijn
bovendien, men moet hier roeijen met de riemen die men heeft.
Spr. deinst niet terug voor het doen uitvoeren van groote wer
ken, doch schroomt het daarvoor benoodigde door belastingen
te dekken. Hij zal stemmen voor 60 opcenten.
De heer Bloembergen. De discussion loopen over het door
mij ingediende amendementzij voert evenwel tot de aanleiding
om over het bedrag der opcenten zelf te spreken dat was zijn
doel niet. Nu men dit toch heeft gedaan en er stemmen zijn
opgegaan om mindere opeenten tc heffen, zal ook hij dat be
drag bespreken, evenwel altijd uitgaande van de voorgestelde 60
opcenten. De eerst op hem volgende Spreker schijnt het door
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant.
hem gesprokene te hebben opgevat als of hij van meening ware,
dat de commissie de directe belasting als óénige belasting voor
staat. Dit is het geval niet. Hij moest dan niet gelezen heb
ben wat op pags. 9 en 10 van het verslag staat. Hij heeft ei-
van gesproken, dat zoo men de opcenten op het personeel ver
minderen wil, omdat deze niet in juiste overeenstemming zijn
met het bedrag van ieders inkomsten, men die opcenten, maar
ook andere zou moeten laten varen en tot een impöt unique dienen
over te gaan, die de commissie zelve erkent, niet voor te staan.
Men heeft gezegd, merkt Spr. wijders op, de minder gegoede
volksklasse wordt door de afschaffing van de verbruiksbelastingen
zeer gebaat, maar Spr. vraagt waarin? door het gedistilleerd?
De gemeentelijke accijns valt weg, maar het Rijk zal daarentegen
te meer heffen en dc gebruiker van gedistilleerd, zal dus door
de afschaffing der Gemeente-belasting op dit middel, slechts in.
zoo ver gebaat worden, als de verhooging der rijksbelasting min
der beloopt dan de gemeentelijke belasting die wordt opgeheven
door den wijn i neen, want hij drinkt dien in den regel niet
door het geslagt? neen, want in den regel kan de mindere stand
geen vleesch bekomen; door de brandstof dan? ja, doch men
boude op het oog, dat hij geen turf verstookt van de le soort
le kl. en dat van de brandstof door hem verbruikt eene veel
minder belasting dan van 10 cent per ton wordt betaald. Hij
meent dus niet te kunnen toestemmen, dat die ontheffing zoo
groot zal zijn cn er dus geene dadelijke redenen bestaan om die
klasse van mensehen in den omslag te doen deelen. De omslag
wordt intusschen zeer hoog; van het verkregen gemiddeld be
lastbaar kapitaal ad 21/2 millioen, wordt gevorderd 2.40 a
2.50 Stelt men de omslag op 100 mille, dan vraagt
men 4 in gelijke rede van het belastbaar kapitaalde minst
aangeslagene zal dus 4.00 en zij die naar den middelterm van
de laagste klasje worden aangeslagen ƒ6,00 betalen. Met het
oog daarop vraagt hij, wat is het beste, wat het verkieslijkste
en dan gaat bij hem de balans over ten voordode van het per
soneel. Dc geopperde nadeelige zijde van het personeel, kan hij
niet dadelijk erkennen en daarom heeft hij zich onledig gehou
den met eenige berekeningen te maken. Een der Sprekers heeft
gezegd in zoodanig geval gaarne met zijne eigene positie te rade
tc gaan cn zich zelf in vergelijking met anderen te stellen. Ook
ten aanzien van dien eigen Spreker, is het Collegie in bereke
ning getreden maar tot een geheel tegenovergesteld resultaat ge
komen, zoodat óf het Collegie óf die Spreker dwaalt in dc be
cijfering. Naar de berekening van het Collegie, zal die Spreker*
door opeenten op het personeel, minder hebben bij te dragen
tot ccne gegevene som, dan wanneer die door directe belasting
gevonden moet worden. En dat zelfde was het resultaat der
becijfering van menig ander ingezeten, die by eenige tak van
nijverheid of handel betrokken is, zoodat men niet dc meening
deelt, dat heffing van opcenten op het personeel zoo bezwarend
zou zijn voor de nijverheid. Slechts enkele vakken van nijverheid
maken uitzondering, doch het zijn juist dezulke die gelegenheid
aanbieden om door hoogere loonen de belasting terug te erlan
gen, Logementhouders zullen en kunnen dit doen, dus geene con
currentie komt hier tc pas; evenzoo is het met de rijtuigen-
verhuurders. Spr voert deze voorbeelden aan, omdat hij er wezen
lijk dat bezwaar niet inziet al3 hetwelk er van is voorgespiegeld.
Wat betreft den wenscli om het fixuin lager te stellen, zonder
belaugrijke verhooging van den omslag, hij zoude dit gaarne
willen, doch nagaande de berekeningen van de commissie van
rapporteurs en de begrooting, met iu achtneming van de voor-
Si