66 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 23 Nov. 1865. Voorts is op voorstel van de commissie, eenstemmig besloten aan de verordening op de invordering als nieuw artikel toe te voe gen art. 24. „Deze verordening wordt voor den 1 Julij 1866 herzien." De heer Duparc acht eene wijziging der voorgestelde transi- toirc bepaling noodig, met het oog op dc vastgestelde termijnen in artt. 1 en 6. Hij stelt mitsdien voor, het le lid van die be paling te lezen als volgt: „Indien vóór den 1 Januarij 1866 de koninklijke goedkeuring dezer belasting niet mogt zijn ver kregen, geschiedt de uitreiking der aangaaf-billetten binnen 14 dagen nadat die goedkeuring zal zijn ontvangen en de invulling daarvan vóór of op den tienden dag na die uitreiking." De com missie verecnigt zich hiermede en neemt het aldus gewijzigde eerste lid der transitoire bepaling over. Daarna wordt deze be paling aldus gewijzigd, buiten beraadslaging en stemming aange nomen. Vervolgens worden het heftings-besluit en de verorde ning op de invordering, in voege voorschreven gewijzigd, een stemmig aangenomen, terwijl eindelijk de punten van de conclusie van het voorstel der commissie sub 2, 3 en 4 vermeld en boven omschreven, achtereenvolgend buiten beraadslaging eenparig wor den aangenomen. Wijders is op voorstel van den Voorzitter besloten, aan deze besluiten vóór de resumtie der notulen gevolg te geven. 16. Adres van J. K. Beneken en anderen, bewoners van de buurt Oldegalileën, de strekking hebbende, dat dc ontnomen korte gemeenschap met het centrum der stad weder worde her geven ter geschikter plaatse en op de meest spoedigste wijze. De Voorzitter stelt voor om ten aanzien van dit adres ge lijk besluit te nemen als omtrent de vorige verzoekschriften van gelijke strekking is geschied, en derhalve aan adressanten te kennen te geven, dat voor als nog aan hun verzoek niet kan worden voldaan. De heer Gorter merkt aan, dat hij zich met dit voorstel zou kunnen vereenigen, ware het niet dat de in het adres vervatte motieven hem aanleiding gaven, liever te zien, dat die zaak bij B. en W. levendig bleef. Nadat door den lieer Voorzitter was opgemerkt, dat dit allezins in zijne bedoeling ligtis buiten omvraag eenstemmig conform het voorstel besloten. 17. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W. inzake een verzoek van het Nederlandsche Israëlitisch Arm bestuur alhier, tot af- en overschiijving van sommige artikelen op de begroeting dier administratie voor het dienstjaar 1864. Is besloten dit voorstel in eene volgende vergadering in behan deling te nemen en liet intussclien met de betrekkelijke stukken ter visie te leggen. 18. Is mede ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van genoemd Collegie, omtrent het verzoek van 1). van der Sluis onder-Architect dezer gemeente, om zijne bezoldiging eenigzins te verhoogen, welk voorstel de strekking heeft de jaarwedde van gcmclden ambtenaar te verhoogen met eene som van ƒ100 en alzoo te brengen op 850. In advies tot eene volgende ver gadering. 19. Mede is ter tafel gebragt en gelezen, een door B. en W. geconcipieerd besluit tot vaststelling eener nieuwe verordening, regelende het getal en de bezoldiging van de ambtenaren en be dienden ter plaatselijke secretarie, mitsgaders voor de verdere dienst in het gemeentehuis; benevens eene daartoe betrekkelijke memorie van toelichting. Is besloten, deze stukken, na te zijn gedrukt, aau de leden rond te deelen, om in eene volgende ver gadering te worden afgedaan. 20. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W. de strekking hebbende, hun Collegie tc magtigen, aan H.H. Ged. Staten van Friesland, ter voldoening aan het verzoek in hunne resolutie van 13 Nov. j.l. no. 46, vervat, te kennen te geven dat de Raad, na kennisneming van het schrijven van den heer Inspecteur van het lager onderwijs in Friesland, dd. 3 Nov. 1865 no. 511, niet is overtuigd geworden dat zijn besluit van den 13 Oct. 1864, no. tot verbinding van het gymnastisch onder wijs, als le;rvak n aan het bestaand onderwijs van de daarbij ge noemde openbare lagere scholen, is in strijd met de bepalingen der wet op het lager onderwijs van den 13 Augustus 1857 S B. no. 103), en mitsdien van oordeel is, dat het niet in den, door dien ambtenaar aangegeven zin behoeft gewijzigd te worden. Is besloten, dit voorstel in eene volgende vergadering te behan delen en het inmiddels met de betrekkelijke stukken ter visie van de leden te leggen". 21. De Voorzitter geeft namens B. en W. te kennen dat hun collegie, willende overgaan tot de verpachting in het open baar van de opbrengst van het marktgeld wegens het gebruik van de veemarkt voor het vee dat in Leeuwarden ter markt wordt gebragt, na rijp beraad en overweging tot het besluit is gekomeu; lo. om de verpachting van gezegd marktgeld, instede van voor een jaar, zoo als tot dusver plaats vond, thans voor drie jaren te doen plaats vinden en 2o. om des Raads magti- ging te vragen voor de noodzakelijk bevonden aanmaak van meerdere Varkens- en Schapen-hokken, die eene uitgaaf van p. m. ƒ200 zal vorderen. De Voorzitter voegt daarbij nog, dat eene driejarige verpach ting aan het Collegie is voorgekomen verkieslijk te zijn, met het oog op den belangrijken handel in vee en het vele vee dat in den laatsten tijd ter markt is gebragt, maar vooral ook uit aan merking dat bij een onverhoopt uitbreken in deze provincie van de bekende veeziekte, het al dan niet schorsen van de markt, van omstandigheden afhankelijk zal zijn en daarmede ook in verband de meerdere of mindere opbrengst der markt. De heer de Haan vraagt of het dus de bedoeling is de markt voor 3 jaren te verpachten. De Voorzitter zegt dat dit voorgesteld wordt. Nadat tot on middellijke behandeling is besloten worden de beraadslagingen omtrent een en ander geopend. De heer Meursinge verklaart zich voor het voorstel tot aan maak van meerdere hokken en geeft daarbij te kennen, dat hij eene uitbreiding van de markt zelve gaarne zou wenschen, de ge bezigde ruimte is te beperkt. Het vergrooten der markt naar den kant van het Paleis van Justitie komt hem daartoe het ge schiktste voor, men behoefde daartoe juist niet dadelijk vaste pa len en ijzeren leuningen te stellen, men kon het met tijdelijk weg te nemen voorwerpen voorloopig wel redden. De Voorzitter geeft hierop te kennen, dat dc uitbreiding van de veemarkt sints geruiraen tijd een punt van gezette overweging bij het collegie heeft uitgemaakt; de toenemende belangrijkheid van den handel te dezer stede, geeft daartoe genoegzame aan leiding. Op den duur zal daarin voorziening moeten komen, doch voor het oogenblik gevoelt men de meeste behoefte aan uit breiding van de schapen- en varkens markt; het is waar dat er op drokke weekmarkten in het najaar ook voor rundvee geene genoegzame ruimte is, doch men dient in aanmerking te nemen dat de markt voor het grootste gedeelte des jaars genoegzaam plaats voor de runderen aanbiedt en tevens dat ook vele paar den ter verkoop worden aangeboden waardoor de ruimte voor rundvee beperkt wordt. Het collegie heeft gemeend in zake de beoogde uitbreiding nog geen bepaald voorstel te moeten doen, vooral ook met het oog op het beschikbaar gedeelte van het plein aan den tegenovergestelden kant der veemarkt. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 23 Nov. 1865. 67 De heer Bloembergen wenscht te observeren, dat hier alleen sprake is van dc aanschafling van meerdere schapen- en varkens hokken, omdat dit met het contract van verpachting door B. en W. ter goedkeuring van den Raad hier ter tafel gebragt, in ver band staat en speciaal wat betreft art. 5, waarbij is bepaald, de overname op tauxatie van die hokken van den eenen op den an deren pachter. Het geldt hier alzoo minder eene uitbreiding der markt. De heer Meursinge hoopt toch dat aan eene uitbreiding eer- lang gevolg zal worden gegeven. Voor het oogenblik zal hij desbetreffend geen voorstel doen. De voorgestelde magtiging tot aanmaak der bedoelde hokken wordt daarop eenstemmig op B. en W. verstrekt. De Voorzitter stelt nu voor, om het pacht-contract eenig zins te wijzigen en aan art 9 daarvan eene nieuwe alinea toete- voegen, luidende: Bij schorsing der markt op last van het open baar gezag, heeft de pachter aanspraak op remissie van pacht tot een bedrag door den Raad vast te stellen. De Voorzitter geeft tot toelichting op deze voorgestelde be paling te kennen„men wenscht met de hier aau te brengen bepaling het beginsel tc stellen, om aan den pachter, bijaldien de markt tengevolge van de veepest door hoogere magt tijdelijk mogt worden geschorst, de hem dan billijk toe komende re missie te kunnen verleenen. Het bovenvermelde voorstel tot am- pliatie van art 9 in bovenvermelden zin wordt alsnu eenstemmig aangenomen. De heer Wiersma nog even op de bewuste nieuwe bepaling terugkomende rigt tot den Voorzitter de opmerking: U heeft daar zoo even gesproken van schorsing op last van hoogere magt, het is toch immers ook ter competentie van den Raad die schor sing te bevelen De Voorzitter merkt hierop aan, dat de bedoelde bepaling spreekt van op last van het openbaar gezag. Daarop stelt de Voorzitter den leden voor te besluiten de verpachting voor 3 jaren te doen plaats hebben. De heer de Haan vraagt welke de eigenlijke beweegreden daartoe is? De Voorzitter meent die reeds te hebben aangetoond, doch zal tot inlichting van den geeërden Spr. nogmaals wijzen op de omstandigheid, dat de pachter bij eene eventueele schorsing der markt veel schade kan lijden. Een zoodanig pachter toch behoort voor de rigtige inning van de opbrengst te zijn ingerigt, hij heeft daartoe noodig èn personeel en materieel. Bij eene een jarige verpachting zal dus de risico voor hem te groot wezen, de opbrengst te twijfelachtigbij eene verpachting van langeren duur verdeelt zich die risico en zal hij tijd hebben zich van het geleden verlies te herstellen. Daarbij komt nog het mogelijk verband tusschen de markt en het spoor, waaromtrent men niet weet welken loop de zaak zal nemen. De heer Wiersma vermeent dat eene verpachting voor 3 ja ren normaal, die voor den tijd van 1 jaar, interimair is. Dc heer Bruinsma zegt dat het hem niet bekend is dat de veemarkt voor langer dan een jaar is verpacht geworden. Het voorstel tot verpachting van de veemarkt voor den tijd van 3 jaren is daarop eenstemmig aangenomen. 22. Is ter tafel gebragt eene missive van het Nederl. Isra ëlitisch Armbestuur alhier, d.d. 26 Oct. no. 68, houdende in zending van de begrootirg zijner administratie voor het volgend dienstjaar. Is besloten, deze begrooting ten fine van onderzoek en rapport te stellen in handen eener commissie uit den Raad, in welke commissie de Voorzitter, daartoe verzocht, benoemt de heeren P. T. Plantcnga, Mr. J. Minnema de With en G. H Hommes. 23. Is gelezen en voor kennisgeving aangenomen, eene reso lutie van hh. Ged. Staten dezer provincie, van den 6 November jl. no. 34, houdende beschikking op de adressen van A. Bakker, L. Bondkerken en E. D. van Dorssen, allen inzake ingediende bezwaren tegen hunne aanslagen op het kohier van den hoofdc- lijken omslag. 24. Is gelezen en voor kennisgeving aangenomen, eene reso lutie van Z. E. den Minister van Financiën, dd. 13 Nov. jl. afd. registratie en domeinen no. 33, houdende beschikking op het dezerzijds ingediende adres tot geheele of gedeeltelijke kwijtschel ding of teruggaaf van het regt van registratie, verschuldigd voor dc overname door de gemeente van de Gasfabriek; bij welke beschikking de Minister heeft goedgevonden en verstaanlo. Den Gemeenteraad van Leeuwarden te kennen te geven, dat de Wet niet toelaat kwijtschelding of vermindering van regt in deze te verleenen, weshalve zijn verzoek, zooals het ligt, niet voor inwilliging vatbaar is. 2o. Den Directeur der registratie en domei- men te Leeuwarden evenwel te magtigen, om hetgeen op voor melde akte, over de daarin voorkomende sommen van 3375 en 2035.25, voor regt van registratie, meer dan 2°/0 gehe ven is, met de opcenten aan de daarop regthebbenden te doen teruggeven. 25. Door de commissie, benoemd bij besluit van 26 Oct. jl. tot onderzoek en rapport omtrent de begrooting van adminstratie- kosten voor de Stads Bank van Leening, over het dienstjaar 1866, wordt bij monde van den heer Bolten deswege rapport uitgebragt. Is besloten, dit rapport ter visie van de leden te deponeren, om in eene volgende vergadering te worden afgedaan. 26. Voorts is door de commissie, in de maand Mei dezes jaars benoemd, om te dienen van rapport en voorstel, aangaande eene missive van Z. E. den Minister van Oorlog, dd. 19 April bevorens, waarbij, in antwoord op het ramens den Raad gedaan verzoek, om dc vrije beschikking terug te mogen erlangen over den Kavalleriestal en de Manege, onder anderen wordt te kennen gegeven, dat overwegende bezwaren blyven bestaan, om aan dit verlangen te voldoen, maar dat Z. E. wel geneigd zoude zijn, de helft van den stal ter vrije beschikking van de gemeente te stellen, enz., bij monde van den heer Wiersma uitgebragt een zeer gemotiveerd rapport, waarvan de conclusie luidt: „B. en W. uit te noodigen om aan Z. E. den Minister van Oorlog, in antwoord op de boven aangehaalde missive te kennen te geven, dat de Raad met genoegen het aanbod heeft ontvangen, om, des verlangd, aan de gemeente Leeuwarden, bij proces verbaal, weder de vrije beschikking over de helft der Kavalleriestallen terug te geven, en dat de Raad zich voorstelt van dit aanbod ter gelege ner tijd gebruik te maken. In advies tot eene volgende vergadering. Hiermede is deze vergadering door den Voorzitter gesloten. AERSLAG van het verhandelde ter buitengewone vergadering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden op Zaturdagden 2 December 1865. Aanvankelijk 14, later 15 leden tegenwoordig. Afwezig de heeren G. O. Gorter, Mr. C. Wiersma, J. J. Brunger, 1'. T. Plan- tenga, A. van Assen en Z. S. de Haan. Voorzitter de heer D. Zeper, die op het daartoe bepaalde tijdstip de vergadering opent. 1Op voorstel van den Voorzitter is eenstemmig besloten, de Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. 18

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1865 | | pagina 1