GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
1
VERSLAG van het verliar(lelde ter buitengewone
vergadering van den Gemeenteraad van
Leeuwarden, gehouden op Dinsdag den
9 Januarij 1866.
Tegenwoordig 18 leden, zijnde de heeren K. Tiglcr Wijbrandi,
Dr. A. Meursinge Hz. en A. van Assen afwezig.
Voorzitter de heer J). Zeper, die na opening dezer vergadering,
den leden een hartelijk welkom in deze eerste vergadering des
jaars toeroept en daarbij te kennen geeft het hem verheugt el
kander in zoo goede gezondheid te mogen ontmoeten dat hij,
als pas benoemd burgemeester deze eerste vergadering des jaars
openende, van harte wenscht dat het allen wel ga en vooral dat
men eenparig en door gelijke bedoelingen geleid, moge voort
gaan op den ingeslagen weg om de belangen dezer gemeente en
van hare ingezetenen voor te staan en te behartigen. Zijn er som
tijds raoeijelijkheden te overwinnen, doen er zich dikwijls bezwa
ren voor, met ecne goede verstandhouding onderling, met eene
gezindheid tot overeenstemming, stelt hij zich voor dat het be
oogde doel zal kunnen worden bereikt, dat men zal kunnen
voortgaan de belangen der gemeente te bevorderen.
lo. Hierna is op voorstel van den Voorzitter eenstemmig
besloten, het genotuleerde wegens de laatstgehoudene vergade
ring van den 28 December 1865, in de volgende vergadering te
resumeeren.
2o. Aan de orde is de benoeming van een wethouder, ter
vervanging van den heer D. Zeper, krachtens koninklijk besluit
van den 21 December 1865, no. 56, benoemd tot burgemeester
dezer gemeente.
De heer Attema het woord erlangd hebbende geeft te ken
nen, dat het onlangs van deze vergadering ontvangen blijk van
vertrouwen, door de op hem verstrekte opdragt van het tijdelijk
wethouderschap, hem tot de niet gewaagde veronderstelling heeft
geleid, dat men hem welligt die betrekking definitief zou willen
opdragen, maar dat hij de vrijheid neemt den leden kenbaar te
maken, dat hij in dat geval zwarigheid zal moeten maken die
betrekking op zich te nemen en dat hij derhalve wenscht voor
de benoeming als zoodanig niet in aanmerking te komen.
Nadat de Voorzitter had betuigd met leedwezen dit verlan
gen te moeten eerbiedigen, wordt tot de benoeming overgegaan.
De uitslag van de stemming was als volgtde heer Z. S. de
Haan 10 stemmen, de heeren van Weideren Rengers en Wiersma
elk 3 stemmen en de heeren Jongsma en Schik elk ééne stem.
De heer de Haan de volstrekte meerderheid van stemmen op
zich vereenigd hebbende, is alzoo verkozen.
De Voorzitter dezen uitslag der stemming mededeelende, wenscht
den heer de Haan met de benoeming geluk, zich vleijende een
gunstig antwoord te mogen erlangen, waaromtrent de heer de
Haan zich echter den tijd van beraad bij art. 85 gesteld welligt
zal willen ten nutte maken.
De heer de Haan zegt zich gevleid te gevoelen door het blijk
van vertrouwen in zijn persoon door de vergadering gesteld, maar
dat hij gebruik wenscht te maken van de bevoegdheid tot nadere
verklaring, zoo even bedoeld.
De Voorzitter sluit hierop deze buitengengewone vergadering,
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant. 1866.
VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van
den Gemeenteraad, gehouden op Donder
dag den 11 Januarij 1866.
Tegenwoordig 20 leden, zijnde de heer A. van Assen afwezig.
Voorzitter de heer D. Zeper, die op het gestelde tijdstip de ver
gadering opent.
1. Zijn gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen van de
vergaderingen van 2 8 December 1865 en 9 Januarij 1866.
2. Voorstel van B. en W. omtrent een door A. Bakker aan
hh. Ged. Staten ingediend bezwaarschrift tegen zijn aanslag in
de directe belasting of hoofdelijken omslag over 1865. Is buiten
beraadslaging en stemming besloten: B. en W. te magtigen om
namens den Raad aan hh. Ged. Staten van Friesland te kennen
te geven, dat hij, van oordcel dat er geene termen voor hun
Collegie aanwezig moeten worden geacht, om terug te komen op
het door hen genomen besluit, van 6 November 1865, no. 34,
in overweging geelt den adressant A. Bakker op nieuw in zijn
onderwerpelijk verzoek niet ontvankelijk te verklaren.
3. Voorstel van B. en W. betrekkelijk adressen van de hulp
onderwijzers J. van Zuijlen en A. Siekman, houdende verzoek om
eene gratificatie te mogen bekomen, wegens verrigtc buitengewone
werkzaamheden tijdens de in 1865 bestaan hebbende vacatures
in het onderwijzend personeel in de 3e stads armenschool. Is,
buiten discussie en stemming besloten: lo. Aan den len hulp
onderwijzer aan de armenschool no. 3, J. van Zuijlen toe te ken
nen eene gratificatie in ééns van ƒ41.66; 2o. aan den hulpon
derwijzer in die school, A. Siekman toe te kennen eene gratifi
catie in ééns van 16.67; 3o. de sub. 1 en 2 hiervorenbedoelde
gratificatiën, te hoeden uit hoofdst. VII, afd. II art. 3 der gemeentc-
begrooting voor 1865.
4. Voorstel van B. en W. nopens een adres van J. H. Menkema,
houdende verzoek dat aan hem wederom de waarneming der
directie over de stedelijke begraafplaats moge worden opgedragen.
De heer Wiersma zal zich niet tegen het onderwerpelijk voor
stel verklaren, doch geeft aan B. en W. in overweging om den
bestaanden provisionelen toestand niet te doen bestendigen;
men heeft onlangs de tractementen der ambtenaren ter Secretarie
gerevideerd en is daardoor welligt de aanleiding tot het ver
strekken eener tijdelijke opdragt als bedoeld, als vervallen te
beschouwen. Zijn B. en W. evenwel van oordeel, dat de waar
neming der directie beter aan een der ambtenaren ter Secretarie,
dan aan een ander persoon kan worden opgedragen, dat hun
Collegie dan een daartoe strekkend voorstel aan den Raad doe,
doch eene provisionele opdragt acht hij niet wenschelijk.
De Voorzitter vertrouw t dat het Collegie den weusch van den
heer Wiersma in acht zal nemen en te zijner tijd daaromtrent een voor
stel doen. Daarop is eenstemmig beslot-'na. Aan den adres
sant Jan Hermanus Menkema, beambte ter Secretarie tot den 1
Jan. 1867 bij vernieuwing de waarneming der Directie van de
Stedelijke Begraafplaats alhier op te dragen; b. te bepalen dat
die waarneming gerekend zal worden ingegaan te zijn op den
1 Jan. 1866.
5. De Voorzitter doet lecture van een schrijven van den heer
Z. S. de Haan, gedateerd 9 Jan. 1866, houdende mededee-
ling, dat hij na rijp beraad tot het besluit heeft moeten komen,
de betrekking van Wethouder dezer gemeente, niet aan te nemen,
op grond, dat zijne tegenwoordige veelvuldige bezigheden, hem
den tijd doen ontbreken om de vergaderingen van het Collegie
van Dagelijksch Bestuur bij te wonen en om naar eisch de belang-
1