23
GEMEENTERAAD TE LEEDWARDEN. Zitting van Donderdag 15 Maart 1866.
Den heer Bolten "komt het voor, dat eene plaatsing in meer
oostelijke rigting van wansmaak zou getuigen en strijdig zijn met
eene wenscheiijke symetrie. Het plaatsen van gebouwen op ver
wijderden afstand van «ftkander is om de reeds door den heer
Bruinsma opgegeven redenen niet wenschelijk in het onderwer-
pelijke geval zal de westmunr door het pand van Jhr. Engelen
voor doordringenden regen en wind zijn beschermd. Hij ziet
er ook volstrekt geen bezwaar in, dat men op de voorgestelde
wijze te werk gaat. Bovendien 't zou moeijelijk vallen nu anders
te doen, omdat men reeds met «le fundering is aangevangen.
De Voorzitter merkt aan, dat nog geen sehup in den grond
is gestoken, juist omdat men van meeming was, deze zaak af te
doen alvorens een aanvang met het werk te maken. Hij heeft
de overtuiging, dat de rigting zoo als die door den Architect
is voorgedragen, in de daad de voorkeur verdient. Voorts moet
hij in antwoord op den eersten Spr. nog te kennen geven, dat
vroeger bij de bespreking dezer zaak is gedoeld, om de bewuste
ruinte tusschen het huis des heeren Engelen en de school te
benuttigun tot passage en uitgang van de bebouwde kom der
gemeente, over de gracht naar het voor uitbreiding der stad
bestemde terrein, doch dat het laten van een toegang als bedoeld,
daar ter plaatse bepaald ondoelmatig is voorgekomen, en het
maken eencr passage ten oosten van het te stichten schoolge
bouw veel verkieslijker wordt geachtaan deu westkant zou men
de zuiderwalsteeg daarvoor kunnen bruikbaar maken. Wijders
verklaart hij de zienswijze van de heeren Bruinsma cn Bolten te
omhelzen, wat betreft het niet op verwijderden afstand plaatsen
van gebouwen, en zal hij voor de voordragt van het Collegie
zijne stem uitbrengen.
Het le lid van het voorstel is daarop in rondvraag gebragt
en met 14 tegen ééne stem (die van den heer de Haan) aange
nomen, wordende de overige leden van het voorstel achtereen
volgend eenstemmig aangenomen.
Daarna is het voorstel in zijn geheel aangenomen met 14 tegen
ééne stem (die van den heer «ie Haan) en derhalve genomen het
volgend besluit
Burgemeester en Wethouders te magtigen ora, voorbchoudens
de vereischte goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten van
Friesland, aan Jhr. Mr. Willem Engelhart Engelen, lid van het
Collegie v*n het Ged. Staten van Friesland, wonende te Leeuwar
den, in Tuil af te staan het westelijk gedeelte van
a. het aan de gemeente Leeuwarden toebehoorend perceel kadas
traal bekend in die gemeente, sectie 11 no. 1638, groot 9.34
f~~] el b. het insgelijks aan de gemeente Leeuwarden toebehoo
rend perceel, in de schrifturen van het kad. bekend in die gemeente,
sectie B no. 1359, ter groote van 19.84 eltegen een gedeelte
van het aan dezen in eigendom toebehoorend berghok, deel
makende van het kad. perceel sectie B no. 1859 ter grootte van
vier Q ellen cn zulks op de navolgende voorwaarden
lo. het overig in de onderwerpelijke ruiling niet begrepen
gedeelte van het bedoelde berghok, wordt binnen ééne week na
de verteekening van het in dezen op te maken contract van ruiling,
ten koste van den heer Engelen, het aan de gemeente in ruil
afgestane gedeelte op hare kosten afgebroken2o. de erfdienst
baarheid van het voetpad ten behoeve der door de gemeente van
de weduwe Soeting aangekochte, thans afgebroken woningen op
ile aan den heer Engelen teel>ehoorende zoogenaamde globbe
rustende, wordt opgeheven3o. In den westelijken muur van het
floor de gemeente Leeuwarden te stichten gebouw, bestemd voor
eene Rijks koogere burgerschool met vijfjarigen cursus, mogen
geene licht- of luchtscheppingen worden daargesteld lager dan
vier en een halve el boven den beganen grond, terwijl door den
heer Engelen op het terrein tusschen gemeld schoolgebouw en de
thans door hem bewoonde huizinge kad. bekend gemeente Leeu
warden, sectie B no. 1859, niet hooger mag worden gebouwd
dan vier en een halve el boven den beganen grond. 4o. Jhr.
Mr. Engelen is verpligt het terrein tussehen zijne woonhuizinge
en het schoolgebouw, beide sub. 3o. hiervoren vermeld, aan de
straatzijde ten zijnen koste af te sluiten, in allen deele op dezelfde
wijze als aan de oostzijde van gedacht schoolgebouw, de afslui
ting aan de straatzijde door de gemeente wordt daargesteld, des
echter dat zij gelegenheid geve tot den doortogt van een rijtuig.
De door Jhr. Engelen te maken afsluiting moet worden geplaatst
van de voorgevels der gemelde gebouwen af, acht palmen
inspringende. Het terrein tusschen die beide zijgevels, de afslui
ting en de straat wordt eigendom van Jhr. Engelen. Hij vermag
echter op dat terrein niet anders daarstcllen dan eene geringe
niet in het oog vallende beveiliging tegen verontreiniging der muren.
5o. Jhr. Engelen betaalt aan de gemeente Leeuwarden als toe-
haak eene som van twee honderd gulden, te \oldoen in één ter
mijn op den twaalfden November des jaar9 een duizend acht
honderd zes en zestig. 6o. de kosten van zegels, registratie en
overschrijving in de hypotheek-registersworden door partijen
ieder voor de helft betaald.
3. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W.
om, lo. hun Collegie te magtigen, met de betrokken eigenaren
over te gaan tot de tauxatie van de ten behoeve der demping
van de gracht, loopende van de Doelepijp tot aan de Oldehoof-
ster Waterpoort, benoodigde en op den bij dit voorstel overge-
legden staat vermelde terreinen, thans als bleekcn gebruikt2o.
B. en W. al verder uit te noodigen om, zoodra die tauxatie zal
zijn afgeloopen, aan den Raad de noodige voorstellen tot over
name der bedoelde gronden te doen, onder bijvoeging eencr voor
dragt tot beschikbaarstelling van de daartoe benoodigde fondsen.
Op voorstel van den Voorzitter besloten zijnde tot de dade
lijke behandeling van dit voorstel, is daarna buiten beraadslaging
en stemming dienovereenkomstig besloten, terwijl mede is beslo
ten aan dit zoowel als aan het voorgaand besluit vóór dc re
sumtie der notulen gevolg te geven.
4. Is ter tafel gebragt, gelezen en ter visie van dc leden
gelegd, om in eene volgende vergadering te worden behandeld,
een voorstel van B. en W betrekkelijk het verzoek van heeren
voogden van het St. Antkonij Gasthuis alhier, waarbij om daar
voor aangevoerde redenen het gemeentebestuur van Leeuwarden
wordt verzocht, zoodra mogelijk met hun Collegie over te gaan
tot het opmaken eener akte van redres, ten einde eenige per-
ceelen ten kadaster bekend gemeente Leeuwarden sectie G ten
kadaster op naam van gezegd Gasthuis worden overgebragt.
5. Als boven, betreffende het adres van Romke Jans Dijkstra,
kastelein, wonende te Leeuwarden, houdende om daarbij aangevoer
de redenen verzoek, dat de sedert 12 Mei 1865, door hem bewoonde
aan dc gemeente toebehoorende huizinge en herberg genaamd «1e
Klanderij c. a., niet in het openbaar verpacht maar onderhands voor
den tijd van zeren jaren aan hem verhuurd moge worden, voor een
jaarlijkschen huurprijs van f1157, of wel, indien daartegen zwa
righeden mogten bestaanvoor en alleer tot eene publieke ver
pachting overgegaan worde, eerst met hem in onderhandeling
moge worden getreden over eene onderhandschc verhuring op
alsdan te bepalen voorwaarden.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN Zitting van Donderdag 15 en 22 Maart 1866.
29
6. Alsvoren, aangaande een| adres van W. A. Janssen, huur
der van de huizinge in de Groote Hoogstraat alhier, gequoteerd
lett. 11 no. 121, kad. bekend in de gemeente Leeuwarden, sectie
A no. 819, liet verzoek behelzende, dat aan hem met den 12
Mei 1866 op dezelfde conditiën wederom voor drie jaren dat
gehuurde in huur worde afgestaan.
7. Op voorstel van den Voorzitter is eenstemmig besloten,
deze vergadering voort te zetten, niettegenstaande het tijdstip van
sluiting volgens het reglement van orde, bereids is verstreken.
8. Is gelezen en ter visie van de leden gelegd om in eene
\olgende vergadering in behandeling te worden genomen, een
voorstel van B. en vv, nopens een adres van W. Tjepkema, hou
dende verzoek dat aan hem met den 12 Mei 1866 voor den tijd
van één jaar moge worden verhuurd, de thans door hem in huur
bezeten aan de gemeente toebehoorende huizinge lett. I no. 35,
op dc Ecwal alhier, in de schrifturen van het kadaster bekend
gemeente Leeuwarden sectie A no. 547 en wel voor eene
som van 275.
9. Als boven, rakende een adres van Johanna Cornelia Cleven
wed. C. Becker, het verzoek bevattende, dat aan haar met den
12 Mei 1866 op de bestaande voorwaarden wederom voor 8 jaren
moge worden verhuurd de thans door haar in huur bezeten aan
de gemeente Leeuwarden iu eigendom toebehoorende huizinge bij
de Korenmarkt ajhier, gequoteerd lett. I no. 2, ten kadaster
bekend seetie A no. 552.
10. Als boven, aangaande het in handen van hun Collegie
ten line van rapport en voorlichting, gesteld schrijven van Z E.
den Minister van Oorlog, dd. 28 Febr. omtrent den wederafstand
van de helft der Kavallcricstal aan de gemeente.
11. Als boven, betreffende de verhuring in het openbaar
voor den tijil van één jaar, aanvangende den 12 Mei 1866, van
de aan de gemeente toebehoorende perceelen greidland, bekend
ten kadaster gemeente Leeuwarden sectie G nos. 1038 en 836a,
ter gezamenlijke grootte van 2 bunders 96 roeden en 50 ellen.
12. Als voren, aangaande de publieke verhuring bij be
sloten briefjes, voor den tijd van een jaar, aanvangende den
12 Mei 1866, van het aan de gemeente toebehoorend Koffijhuis
genaamd „Bellevue" cum ann., aan den Stads bnitencingel, na
bij het Stations-emplacement.
13. Zijn ter tafel gebragt, gelezen en ten fine van rapport cn
voorstel in handen van B. en W. gesteld a. een adres van H.
Pictcrsen, gewezen vischafslager alhier, het verzoek bevattende
om bij vernieuwing met eene gratificatie te worden begiftigd
en b. een adres van den heer H. G. Knorre, Agent van de Ne-
derl. Handelmaatschappij alhier, het verzoek behelzende, dat aan
hem na den 30 April en alzoo gedurende dc maand Mei, na
voorafgaande peiling van den aanwezigen voorraad door de ste
delijke ambtenaren, nog restitutie moge worden verleend van
het rundvleesch dat hij vóór den 30 April zal hebben doen
slagten, doch dat, wegens de vele daarmede plaats hebbende
werkzaamheden niet meer vóór den bepaalden termijn zal kunnen
worden uitgevoerd.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van
den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden
op Donderdag den 22 Maart 1866.
Aanvankelijk 15, later 16 leden tegenwoordig. Afwezig de
heeren G. O. Gorter, C. I. Bolten, Dr. A. Meursinge. IIz., Mr.
P. Wicrdsraa Schik en Mr. J. L. van Sloterdijck. Voorzitter
de heer D. Zeper.
1. Na de opening der vergadering door den Voorzitter,
worden de notulen wegens de op 15 Maart gehoudene buitenge
wone vergadering gelezen en vastgesteld.
2. Voorstel van B. en W., vervat in hun besluit van den 8
Maart jl. no. 1/104, om eene commissie van drie Raadsleden
te benoemen, ten einde een regtskundig onderzoek in te stellen,
betreffende de al of niet gegrondheid der aanspraken, welke
heeren voogden van het St. Anthonij Gasthuis alhier vermeenen
te kunnen maken op de perceelen ten kadaster bekend gemeente
Leeuwarden, sectie G nos. 809, 813, 814, 815, (voor zooveel
den grond betreft) benevens het verdere gedeelte van de strook
gronds, gelegen tusschen «1e bleek en de Potmarge, bij het ka
daster ingedeeld als publieke weg, de opsloot van de helling en
opsloot van het Aschland, beide ten kadaster ingedeeld bij de
Potmarge, en voorts de ten westen van de bleek gelegen percee
len nos. 825, 1563, (zooveel den grond betreft) en 1564, en
den Raad deswege te dienen van rapport, onder bijvoeging van
zoodanige voorstellen als zij dienstig en noodig zal achten.
De Voorzitter de discussion omtrent dit voorstel hebbende ge
opend, erlangt de heer Wiersma het woord, die te kennen geeft
het van belang te achten dat dit punt, in stede van te worden
opgedragen aan eene afzonderlijke commissie, worde verzonden naar de
commissie, benoemd ter vergadering van 22 Febr. jl. en belast met
het onderzoek aangaande «le bevoegdheid van heeren voogden
van gemeld gesticht, tot het maken van bepalingen als die om
trent hunne benoeming zijn opgenomen in het door hen op 8
Oct. 1864 vastgestelde reglement op de inrigting en het bestuur
dier instelling en zulks wel uit overweging, dat het onderwer-
pelijk punt daarmede in eenig verband staat.
De heer Jongsma wil wel gelooven dat er verband bestaat,
doch moet verklaren dit nog niet te zien in het eene geval
toch geldt het een onderzoek omtrent de bevoegdheid van voog
den tot assumtie van medevoogden, in het andere betreft het de
questic over den eigendom van grond hij moet bekennen die
conncxiteit voor als nog niet te ontwaren.
Den heer Wiersma valt het gemakkelijk die connexiteit op te
lossenimmers het betreft hier eene zaak met voogden van het
St. Anthonij Gasthuis, die in elke handeling des Raads te hun
nen opzigte, eene erkenning zien van de bevoegdheid tot assum
tie van medevoogden, die zelfs het eenvoudig berigt der goede
ontvangst van het bewuste nieuwe reglement, als zoodanig aan
merken. Indien nu voogden zulk een erkenning putten uit
een dergelijk weinig beteekenend berigt van ontvangst, dan zullen
ze eene directe onderhandeling met hen, als waarvan hier sprake
is, stellig als zoodanig beschouwen dit wenscht hij te voorko
men. Wanneer nu «leze commissie vroeger dan de eerst iu
't leven geroepene, rapporteerde, wanneer de behandeling van het
voorstel omtrent den grond-eigendom eerder in behandeling kwam,
dan het onderzoek bij besluit van 22 Febr. opgedragen, dan zou
de zaak ten principale, de bevoegdheid tot benoeming nl., in de
daad worden gepraejudioëerd. Zie daar de connexiteit die werke
lijk bestaat, wel niet in de materie, maar in de kwaliteit waarin
de voogden tegenover den Raad staan.
De heer Jongsma zegt, het door den heer Wiersma gegeven
autwoord te hebben verwacht, maar moet opmerken dat die
connexiteit dan ook enkel in dat eene opzigt bestaat, en al zeer
gering is te achten. Intusschen, is hij goed onderrigt, dan heeft
de Raad nog niet erkend de tegenwoordige bevoegdheid van
Bijvoegsel tot de Provinciale Friescue Courant.
10